donderdag 31 januari 2013

Zelfzorg is geen alleen-zorg


'In staat zijn tot zelfzorg, is juist over het vermogen beschikken of de vaardigheden ontwikkeld hebben om, waar nodig, op het juiste moment en naar de juiste persoon appél te doen en voor zichzelf te laten zorgen.' (Chris Van de Veire)


Wie zorg verleent draagt best ook zorg voor zichzelf.
Als vrijwilliger ben je dan wel geen therapeut, maar toch draag je zo goed mogelijk en vanuit jouw eigen ervaringen en kundigheid zorg voor lotgenoten. Je ondersteunt hen en bent bij hen in vaak moeilijke omstandigheden, op momenten waarop lotgenoten met de handen in het haar zitten of vastgelopen lijken te zijn.
Dit kan erg zwaar zijn en tegelijk confronterend, want je hebt natuurlijk ook een eigen levensverhaal dat soms erg gelijkend kan zijn.
 
Hoe kan je dan zorg dragen voor jezelf?
  •  Spreek erover met jouw collega-vrijwilligers, of met de coördinator van de vrijwilligers vanuit de vereniging. Samen spreken in vertrouwen (op een discrete manier, met respect voor de vertrouwensrelatie) over wat je geraakt heeft en wat je hieruit kan leren voor de toekomst, kan deugd doen.
  • Leren uit situaties betekent: vanuit theorie leren kaderen, een situatie achteraf vanuit "helikopter-perspectief" bekijken, erkenning geven aan wat er gebeurd is en wat je gevoeld hebt en leren van elkaars ideeën en ervaringen.
  • Leer de gesprekken op te bergen of af te ronden, zodat je er niet "mee naar huis gaat".
  • Ga bewust op zoek naar activiteiten die je deugd doen, waar je van kan genieten.
  • ...

Wat doe jij om zorg te dragen voor jezelf? 

Lees hier meer:
 
 

zondag 27 januari 2013

Autonomie en waarden volgens deelnemers


1.       Zelfdeterminatietheorie
Volgens de zelfdeterminatietheorie is autonomie één van de drie psychologische basisbehoeften (naast verbondenheid en competentie).
Een voorbeeld van een situatie waarin iemands autonomie wordt ondermijnd is: een ouder die steeds zegt “ik zal het wel doen”. Daarnaast zie je ook een verband met de behoefte aan competentie: als iemand alles in jouw plaats doet, krijg je niet de kans om te ervaren of je competent bent. Hierdoor kan je het gevoel krijgen van “het niet goed te doen”, of zelfs het gevoel “ik ben nergens goed in”.

2.       Autonomie volgens de deelnemers

Autonomie heeft te maken met:
·         Vrijheid
·         Inspraak krijgen: in overleg wordt jouw mening gerespecteerd
·         Verantwoordelijkheid voor eigen keuzen
·         Beslissingsmogelijkheden hebben: zelf keuzes mogen maken
·         Gevoel van controle
·         Leven volgens eigen waarden: opkomen voor jezelf
·         Zelfwaardering (zelfvertrouwen en zelfzeker zijn)
·         Zelfstandigheid
·         Gelijkwaardigheid (wie autonoom is, voelt zich niet boven of onder een ander staan, maar op gelijke voet met zijn medemensen)

MAAR:  autonoom zijn wil niet zeggen dat je alles alleen moet doen, het betekent wel dat je dingen zélf doet en kan beslissen (= zelfbeschikkingsrecht). Autonomie is niet het “hoogste goed”, iets wat we absoluut moeten nastreven. Daarnaast is verbondenheid en dus interactie met en steun van anderen erg belangrijk.

Autonomie staat tegenover:
·         Afhankelijkheid
·         Passief ondergaan
·        Onderdanigheid
·         Dwang
·         Door anderen gecontroleerd worden
·         Geleefd worden (door anderen of door omstandigheden)

Wat is er nodig om autonomie te ontwikkelen?
·         Vertrouwen krijgen van de omgeving
·         Ruimte krijgen
·         Fouten mogen maken
·         Aanmoedigingen
·         Veiligheid bieden zodat vallen en opstaan mag en kan
·         Geestelijke groei (o.a. zelfbewustzijn)
·         Balans vinden in jezelf, maar ook tussen jezelf en de omgeving
·         Zelfvertrouwen
·         Veilige hechting in een stimulerende leefomgeving: biedt een ruimte waarin mensen mogen experimenteren en opgevangen worden

Hoe ontwikkelen mensen autonomie?
De mate waarin iemand autonoom is, verschilt van persoon tot persoon en ontwikkelt zich meer en meer doorheen de levensfasen. Er is wel een verschil op te merken tussen kinderen die zelfstandig alles zelf willen doen (typisch voor kleuters – en ouder) en het bewustzijn van de verantwoordelijkheden die bij autonomie horen (dit ontwikkelt zich eerder tijdens de puberteit). Mensen ontwikkelen dit bewustzijn doorheen hun levensloop.

Je wordt afhankelijk geboren, maar er is wel de capaciteit aanwezig om autonomie te verwerven doorheen je leven. Kinderen nemen het gedrag (en normen en waarden) over van anderen, zoals hun ouders en andere belangrijke opvoeders. Belangrijk is dat kinderen aangemoedigd en beveiligd worden door hun omgeving om dingen uit te proberen. Door zelf te doen leert men zichzelf beter kennen. Sommige mensen lopen vast in hun ontwikkeling naar autonomie (vb door een dominante ouder, door een te hechte band met een ouder, of juist door een gebrek aan binding,… Soms kan therapie nodig zijn om deze patronen te leren kennen en om zich hier verder in te ontwikkelen.

Typische levensfasen waarin je hier een “groeispurt” kan opmerken zijn: de “neen-fase” (peuterfase, waarin het zelfbewustzijn zich ontwikkelt) en de puberteit (waarin jongeren op zoek gaan naar eigen waarden en normen en een eigen identiteit: dit gebeurt in interactie met de omgeving, leren van voorbeelden of zich afzetten tegen). De puberteit is daarbij een gevoelige periode, waarin sommige jongeren kunnen vastlopen in het zoeken naar hun eigen weg (vb. door volledig samen te vallen met de ideologie van een groep (vb bendevorming) of door zich juist helemaal niet te binden met normen en waarden van een groep/samenleving (vb delinquente jongeren, die de band met de samenleving kwijt zijn, die letterlijk en figuurlijk “losgeslagen” ronddobberen)).

Baby’s zijn voornamelijk afhankelijk van hun opvoeders voor voeding, veiligheid en verzorging. (Toch hebben zij al reflexen die hen in staat stellen om hun opvoeders te laten weten dat ze iets nodig hebben.) Aan de andere kant van de levensloop kunnen we ons ook de vraag stellen in welke mate mensen nog autonoom kunnen zijn. Hier komt aan bod dat mensen die hulpbehoevend zijn wel degelijk nog autonoom kunnen zijn (vb door te kiezen hoeveel en welke hulp men wil en wat men nog zelf wil doen; autonomie wordt ook zoveel mogelijk aangemoedigd, door mensen de keuze te laten of ze vb een cola of iets anders willen drinken, of ze zelf hun haar willen kammen of het liever laten kammen,…). Anderzijds is er de moeilijkheid van mensen die leiden aan dementie. Sommige beslissingen kunnen zij zelf niet meer nemen, waardoor je als kind een omgekeerd ouderschap ervaart. Het is dan moeilijker om te zien wanneer je ouder nog autonoom kan zijn.

Welk beeld past bij autonomie?
·         Een kat
·         Een boom, die stevig in de grond geworteld is (zelfzekerheid en zelfkennis als bron voor autonomie)
·         Vrijheid, krachtig/sterk, zelfzekere persoon, standvastig, zelfstandig
·         Iemand die al standvastigheid in het leven heeft bereik (vb. een zinvolle job, een goede relatie, een dak boven het hoofd, geen financiële problemen) =>veranderingen in deze omstandigheden kunnen dit gevoel van autonomie wel ondermijnen

3.       Moetivatie of motivatie?

Wanneer we elkaar proberen te motiveren om een bepaald gedrag te veranderen, dan helpt het ons niet als een ander zegt wat we “moeten” doen. Dat roept spanning en zelfs een gevoel van opstandigheid op. Wat wel helpt is wanneer iemand zich probeert in te leven in de situatie, dat hij meezoekt naar de redenen waarom je zou willen/kunnen veranderen en ook wanneer we zelf de kans krijgen om gepaste voorstellen te doen. Bevestiging krijgen dat je op bepaalde momenten of in bepaalde situaties al goed bezig bent (= positieve feedback) is ook motiverend.

4.       Leven volgens je waarden

Wie autonoom in het leven staat wordt aangestuurd door zijn belangrijke waarden. Deze waarden geven richting aan je leven. Ze laten ons weten waar we voor willen opkomen en waar we onze energie in willen steken.

Na het waardenspel merkt een deelnemer op: “Het is echt opvallend dat iedereen toch een uniek profiel aan waarden bij elkaar krijgt. Iemand die op carrière gericht is zal heel andere waarden kiezen dan iemand die zich vooral wil inzetten voor anderen.”

Je kan deze opdracht ook inzetten om mensen te helpen om keuzes te maken in hun leven, of wanneer ze niet (meer) weten wie ze zijn (vb. wie ben ik zonder mijn eetstoornis?). Met het waardenspel kan mensen weer laten voelen wat voor hen belangrijk is in het leven. Op basis van deze waarden kunnen mensen op zoek gaan naar activiteiten (vb. werk, vrijwilligerswerk, hobby,…) waarmee ze dichter bij hun eigen waarden kunnen blijven. Dit helpt vb. ook om zich niet langer te laten leiden door de verwachtingen van de omgeving en meer te leven volgens de eigen waarden. Of met andere woorden: het kan je gevoel van autonomie bevorderen als je meer leeft volgens jouw eigen waarden dan volgens de waarden van anderen (of de verwachtingen die jij denkt dat anderen hebben).

zaterdag 26 januari 2013

Autonomie - leven volgens je waarden

Mensen die hun leven richten op de waarden die zij belangrijk vinden scoren doorgaans hoger op “welbevinden” (geluk, zich goed voelen in z’n vel). Dit heeft er o.a. mee te maken dat zij hun leven als zinvol en verrijkend ervaren. We gaan nu op zoek naar de waarden die jij belangrijk vindt. We kunnen daarbij ontdekken of jouw waarden veel ruimte krijgen, of dat ze misschien wat ondergesneeuwd geraakt zijn. Daarnaast kan je op zoek gaan naar mogelijkheden om jouw waarden op nieuwe manieren in te zetten. Als je meer autonoom in het leven wil staan, kunnen waarden een richtingaanwijzer zijn (welke weg wil je opgaan, wat is belangrijk om energie in te steken en waar wil je je liever niet mee bezig houden).

Hulpmiddelen om jouw waarden te ontdekken zijn:
- iets wat je thuis gratis kan doen: waardenlijst opmaken
- het waarden- en normenspel (Peter Gerrickens, Marijke Verstege en Zjev van Dun)
- het waardenspel (Hein Siebers)
- een waarden-roos waarmee je kan uitzoeken in hoeverre de waarden die jij belangrijk krijgt voldoende ruimte krijgen (Universiteit Twente)

vrijdag 25 januari 2013

Autonomie

De zelfdeterminatietheorie (ZDT) werd ontwikkeld door Ryan en Deci. Het is een theorie over de menselijke motivatie. De kern van de theorie wordt gevormd door de stelling dat er drie natuurlijke psychologische basisbehoeften zijn: autonomie, verbondenheid en competentie. Wanneer deze basisbehoeften bevredigd worden, zullen we op een evenwichtige manier kunnen functioneren en groeien. Dit geeft een ideale bodem om intrinsieke motivatie op te bouwen. Wanneer we ons gecontroleerd of niet-vrij voelen zullen we minder intrinsieke motivatie ervaren. De controle zorgt er dan voor dat onze basisbehoeften gefrustreerd worden. Dit gebeurt bijvoorbeeld wanneer iemand zegt wat we moeten doen, zonder te weten of dit bij ons past en of we dit aankunnen.

Een voorbeeld:
Wanneer een agent ons zegt dat we onze identiteitskaart moeten tonen, zonder duidelijke reden, dan ondermijnt hij:
- ons gevoel van verbondenheid: de agent stelt zich boven ons op, in plaats van zich als een medemens te gedragen.
- ons gevoel van autonomie: de agent beslist wat we moeten doen en als het niet naar zijn zin is zal er iets zwaaien (je hebt het gevoel overgeleverd te zijn aan zijn grillen).
- en ons gevoel van competentie: we weten door zijn reactie niet wat we fout hebben gedaan en of we wel aan zijn verwachtingen kunnen voldoen. Dit levert ons stress op.
 
Meer lezen? Je kan de teksten lezen via de onderstaande links
Verstuyf, J., & Vansteenkiste, M. (2008). Willen versus moeten: De invloed van motivatieop het therapeutisch proces. Agora, 24, 7-22.  
 
 
Wil je meer leren over motiverende gespreksvoering?
Je vindt hier een online leertrjact: Het Huis.
 
10 TIPS: Hoe kan je autonomie ondersteunen tijdens het motiveren?
  1. gebruik uitnodigende ipv dwingende taal (“vertel eens, hoe denk jij daarover?”)
  2. moedig inspraak en participatie aan: laat keuze toe (vb. laat mensen toe zelf te kiezen wie ze om hulp vragen)
  3. Als je een voorstel doet, probeer dan een betekenisvolle en zinvolle uitleg te geven (vb. door naar je eigen ervaringen te verwijzen), zodat er begrip en bereidheid ontstaat om mee te werken.
  4. probeer empathisch te zijn en goed te luisteren.
  5. dreig niet met externe consequenties (vb. als je dat niet doet, dan zal je gedwongen opgenomen moeten worden)
  6. speel in op wat de persoon zelf wil veranderen: de ander is verantwoordelijk voor zijn gedragingen. Laat de argumenten om “niet te veranderen” opzij liggen: als je er (teveel) aandacht aan geeft versterk je de redenen om niet te willen veranderen.
  7. schenk vertrouwen in plaats van de ander angst in te boezemen: moedig hen aan om initiatief te nemen en dingen uit te proberen
  8. zoek naar een uitdaging die niet te makkelijk en niet te moeilijk is
  9. moedig zelfreflectie aan
  10. geef positieve feedback
Heb je zelf nog een interessante tekst of website gevonden?
Laat het gerust weten via een bericht!

woensdag 23 januari 2013

Interessant om te lezen


Wil je meer weten over:

Ervaringsdelen?


De geschiedenis en de kracht van zelfhulpgroepen?
  • Zelfhulpgroepen. Samen werken aan welzijn en gezondheid. Peter Gielen, Jozefien Godemont, Koen Matthijs en Annemie Vandermeulen. Lannoo Campus. 2010
  • Mensen helpen mensen. De kracht van zelfhulp en lotgenotencontact. Peter Gielen, Jozefien Godemont, Koen Matthijs en Annemie Vandermeulen. Lannoo Campus. 2012
Het werken met ervaringsdeskundigheid?
  • Eetstoornissen. (Hulp bij) eigen kracht. Frans Leenders. Uitgeverij SWP. 2012
  • Herstelondersteunende zorg. Behandeling, rehabilitatie en ervaringsdeskundigheid als hulp bij herstel van psychische aandoeningen. Jos Droës en Cees Witsenburg (Redactie). Uitgeverij SWP. 2012
  • Werken met begeleiders in de GGZ met ervaringsdeskundigheid. Een onderzoek naar voordelen, valkuilen en belangrijke condties voor de inzet en scholing van BGE-ers. N. van Erp, A. Hendriksen-Favier, M. Hoeve, M. Boer. Trimbos-instituut. 2008.
  • Handreiking voor de inzet van ervaringsdeskundigheid vanuit de geestelijke gezondheidszorg. Dienke Boertien, Marianne van Bakel (HEE-docent), Trimbos-instituut, ISBN 978-90-5253-734-4 => De handreiking is te bestellen of als PDF te downloaden via de webshop van het Trimbos-instituut
    De handreiking bevat een rijkdom aan raadgevingen en tips hoe de inzet van ervaringsdeskundigheid (in de betekenis van betaald werk) verder vorm te geven. Door het creëren van voorwaarden, het kwartiermaken binnen en buiten de GGz, het opzetten van scholing en intervisie, en ook door beter te beseffen waar ervaringsdeskundigheid nu eigenlijk om draait, waarom de verbinding met Herstel essentieel is en met dan eindelijk ook een echte definitie van ervaringsdeskundigheid ontstaat zicht op de ontwikkeling tot een professionele werksoort die een volwaardige plek heeft naar de andere professies binnen de GGz.
  • Vernieuwende inzet van ervaringsdeskundigheid - Evaluatieonderzoek in 18 ggz-instellingen - Nicole van Erp, Anne-Marije Rijkaart, Dienke Boertien, Marianne van Bakel (HEE-docent), Sonja van Rooijen, Trimbos-instituut, ISBN 978-90-5253-735-1 => Het onderzoek is te bestellen of als PDF te downloaden via de webshop van het Trimbos-instituut
    Van 18 GGz instellingen is gedurende een jaar gevolgd welke vorderingen ze gemaakt hebben bij de implementatie van ervaringsdeskundigheid. Het meetinstrument hiervoor werd door de onderzoekers zelf ontwikkeld en op basis hiervan kregen de instellingen een rapportcijfer. Belangrijker nog zijn de uitkomsten van de interviews waarin de betrokkenen schetsen waar ze tegen aan liepen bij het werken aan hun implementatieplan en wat het opleverde. Een boeiende waaier van ervaringen van de worsteling bij het inzetten van eigen ervaringen binnen de kaders van de zorg.
  • Exploratie van succesverhalen van mensen met psychische problemen met betaald werk. Op zoek naar krijtlijnen van recovery-georiënteerde trajectbegeleiding. Roets, G., Van Hove, G., Vanderplasschen, W., & de Maagd, M. Orthopedagogische reeks, 28. Gent: vzw OOBC. 2007
Hoe ervaringsdeskundigen in Nederland werken en opgeleid worden en wat ze doen?

zondag 20 januari 2013

Verbondenheid volgens de deelnemers

"Ik voel me hier echt op mijn plaats"
(opmerking van een deelnemer)

Verbondenheid is de eerste psychologische basisbehoefte (uit de zelfdeterminatietheorie) waar we bij blijven stilstaan. Zonder verbinding is er geen gesprek en geen motivatie mogelijk.

Verbondenheid betekent volgens de deelnemers
  • Dingen herkennen in het verhaal van de ander, zich kunnen inleven
  • Hetzelfde hebben meegemaakt en erover praten
     
    Niet iedereen vindt dat je per se hetzelfde moet meegemaakt hebben om je verbonden te kunnen voelen. Ook al heb je nooit drugs gebruikt en weet je niet uit eigen ervaring hoe het is om high te zijn, je kan je wel verbonden voelen met iemand die vertelt over zijn drugsverleden. Met andere woorden: iets gelijkaardigs hebben meegemaakt kan soms een ingangspoort zijn naar verbondenheid, maar het is niet noodzakelijk en ook niet voldoende.
     
    Niet noodzakelijk: je kan je ook verbonden voelen met iemand die heel andere ervaringen heeft in het leven.
     
    Niet voldoende: het is niet omdat je een gelijkaardig probleem hebt, dat je met iemand verbondenheid kan voelen, omdat vb. ook de persoonlijkheid of de stijl van de ander daarin meespeelt.
  • Begrip ervaren van de ander
  • Vertrouwensband opbouwen: vertrouwen voelen naar elkaar toe. Dit betekent ook: niet zomaar met elkaars verhalen te koop lopen (discreet  kunnen zijn). Als je dat wel doet, komen mensen niet meer terug en verbreekt de vertrouwensband en dus de verbondenheid.
  • Vertrouwen is voor sommige deelnemers wel een dieper gevoel dan verbondenheid.
  • Je kan verbondenheid soms aanvoelen door een “klik”, door een gevoel van herkenning.
  • Zelf heb je een open houding nodig, jezelf op gevoelsniveau openstellen voor een ander (anders kan je geen boodschappen ontvangen)
  • Het gevoel aanvaard en begrepen te worden.

Verbondenheid heeft dan te maken met volgende houdingen en vaardigheden:
  • Openheid: ervaringen delen
  • Eerlijkheid
  • Goed kunnen luisteren
  • Non-verbale communicatie: een goede luisterhouding, uitnodigend




Verbondenheid is de behoefte aan interactie die mensen ervaren, om zich gerespecteerd, gesteund en aanvaard te kunnen voelen. Hoe kunnen we verbondenheid tussen mensen verhogen?

  1. Ontvang de ander hartelijk, nodig hem uit
  2. Luister met volle aandacht
  3. Heb respect voor de mening van de ander (ook wanneer je het niet eens bent)
  4. Geef de ander de kans om zijn verhaal te doen (en als er meerdere personen aanwezig zijn: zorg ervoor dat iedereen een inbreng kan doen)
  5. Geef aan wat je raakt, wat je waardeert, welke inzet je ziet bij de ander. “Je bent naar hier gekomen, dus je wil iets doen aan de problemen die je ervaart.”, “Ik merk dat je nog twijfelt of er wel een probleem is. Dan vind ik het des te moedig dat je hier nu bent.”
  6. Vanuit die inzet en jouw eigen ervaringen kan je aansluiten om voorstellen te doen (als dat zinvol is): “je zou eens kunnen proberen om…”, of “wat mij in zo’n situatie geholpen heeft is…”
Nadien hebben we ons geoefend in het actief luisteren.

 
 

zaterdag 19 januari 2013

Dag 2: verbondenheid

Verbondenheid is helend.
Isolatie wordt doorbroken, hoop wordt aangewakkerd, nieuwe perspectieven gedeeld en oplossingen of steun gevonden.

Verbondenheid maakt mensen sterker. Dat is ook een van de onderliggende ideeën waarop zovele zelfhulp- of lotgenotengroepen zijn gebaseerd: samen staan we sterker. Onderzoek toonde aan dat lotgenotencontact voordelen kan hebben op fysiek, psychisch, sociaal en spiritueel niveau.

http://atlasofmind.info/the-benefits-of-togetherness/


Je leest er ook meer over in de publicaties van Trefpunt Zelfhulp: www.zelfhulp.be (vb. Mensen helpen mensen,
Zelfhulpgroepen, Trefpunt Zelfhulp Krant,...)

Vandaag gaan we op zoek naar hoe we verbondenheid kunnen creëren, wat de meerwaarde ervan kan zijn,
hoe we goed kunnen luisteren (een belangrijke vaardigheid om verbondenheid te introduceren en faciliteren)
en hoe we onze eigen ervaringsverhalen (stukjes uit ons levensverhaal) kunnen inzetten om verbondenheid
met lotgenoten op te bouwen.


zondag 13 januari 2013

Ervaringsdeskundigheid, volgens onze deelnemers


·         Een ervaringsdeskundige is zelf betrokken partij zijn en heeft zelf ervaring met de problematiek.

·         Een ervaringsdeskundige heeft ervaringskennis: om dit te ontwikkelen heeft hij kennis over de problematiek nodig (vb. inzicht in symptomen, oorzaken, gevolgen, hoe het is om te leven met de problematiek, kennis over (zelf)stigma,…), inzicht in het eigen verhaal en ook in de verhalen van andere betrokkenen.

·         Daarnaast heeft de ervaringsdeskundige een speciale deskundigheid. Hij beschikt over bepaalde vaardigheden beschikt:

-          Geïnteresseerd zijn in de verhalen van mensen en een open houding aannemen
-         Een laagdrempelig contact aanbieden, zodat mensen zich snel veilig kunnen voelen: aansluiting kunnen vinden bij de andere persoon
-          In staat zijn een vertrouwensrelatie op te bouwen en om betrokkenheid te tonen
-          Communicatieve vaardigheden hebben
-          Kunnen luisteren en empathisch zijn
-         Een helikopter-kijk kunnen innemen: bekijken hoe de situatie in elkaar zit en welke hulpverlening zinvol is
-         Onderscheid kunnen maken tussen eigen ervaringen en de ervaringen van de ander en van daaruit gepast kunnen reageren (geen ongevraagd advies geven)
-         Op een positieve manier kunnen motiveren en ook het positieve blijven zien (niet enkel wat slecht of moeilijk loopt, maar ook benoemen wat nog wel goed loopt of welke stappen mensen hebben gezet)
-         Verder kijken dan de eetstoornis: zie mensen als mens
-         Een motiverend voorbeeld kunnen zijn
-         Eigen ervaringen kunnen delen zodat het zinvol of helpend is voor de ander (geen ongepaste adviezen of teveel over zichzelf praten)
-         Feedback kunnen geven
-         Grenzen kunnen stellen
-         “Grote oren hebben”, doorvragen naar het “verhaal achter het verhaal”
Belangrijk is dat ervaringsdeskundigen niet alles alleen moeten dragen, maar dat ze zelf ook een kader krijgen, of een plek om hun ervaringen te delen en van elkaar te leren. Dit kan in de vorm van intervisie (ervaringsdeskundigen onder elkaar) of supervisie (ervaringsdeskundigen samen met een coördinator of hulpverlener die het gesprek begeleidt). Een ervaringsdeskundige doorloopt zelf als vrijwilliger een zelfhulptraject en staat naast de professionele hulpverlener (hij is geen professional, zoals vb. diëtist, psycholoog, arts,…). Ervaringsdeskundigheid is een aanvulling op andere hulpverlening. 

donderdag 10 januari 2013

Van ervaring over ervaringskennis naar ervaringsdeskundigheid

Ervaring met psychisch lijden (door een eetstoornis) en met de hulpverlening daarbij (opname of ambulante behandeling). Dat is wat ons allen bindt in deze groep van mensen die de opleiding volgt. Toch zijn niet alle vrijwilligers die ervaring hebben met eetstoornissen per definitie ervaringsdeskundigen. Dat hoeft ook niet, omdat sommige vrijwilligers taken op zich nemen die geen extra kennis of vaardigheden vergen).

Naast het hebben van ervaringen met de eetstoornisproblematiek heeft een vrijwilliger die met lotgenoten werkt ook ervaringskennis nodig: kennis over hoe eetstoornissen in het algemeen werken, over hoe andere mensen dit ervaren hebben en over wat andere mensen wel of niet helpt in het herstellen van een eetstoornis. Je kent natuurlijk je eigen verhaal, maar je kent ook verhalen van anderen. Door ervaringskennis kan je beter afstand nemen van je eigen verhaal: je kan vertellen hoe jij iets beleefd hebt, maar ook vertellen wat daarin verschillend en vergelijkbaar is met andere verhalen.
Van unieke ervaring naar gedeelde kennis dus. Dit soort gedeelde kennis helpt ook om verbinding te maken met mensen die heel andere ervaringen hebben dan jij zelf, juist omdat je van anderen hebt geleerd dat dat best mogelijk is.

En dan heb je nog ervaringsdeskundigheid. Daarvoor heb je ervaringskennis nodig. Maar de 'kundigheid' betekent ook dat je die kennis kan gebruiken. Het betekent dat je over vaardigheden beschikt om iets met die kennis te doen, vb. door erover te praten (communicatieve vaardigheden), door een groep te begeleiden (groepsprocessen kunnen begeleiden), door erover te chatten of mailen (schriftelijke vaardigheden), maar ook door goed te kunnen inschatten welke ervaringen zinvol zijn om te gebruiken op een bepaald moment (kritische reflectievaardigheid) en welke niet. Je kiest dus bewust om ervaringen in te zetten die een bijdrage kunnen leveren. Ook dat is een vaardigheid die vrijwilligers met ervaringskennis moeten trainen om na verloop van tijd ervaringsdeskundige te worden. Het is prima mogelijk dat je ontdekt dat je na het traject wel ervaringskennis hebt ontwikkeld, maar dat het toch niet bij je past om nog een stapje verder te gaan.

Daarmee is meteen ook duidelijk dat je niet van de ene dag op de andere 'ervaringsdeskundige' bent. Je doorloopt een proces, dat bij de ene wat sneller gaat dan bij de andere. Maar het is wel een proces waarbij je bewust stilstaat tijdens de vorming en ook nadien tijdens de overlegmomenten en besprekingen van je activiteiten.

woensdag 2 januari 2013

Start vormingstraject!

Op zaterdag 12 januari gaat het vormingstraject van start met een enthousiaste ploeg geïnteresseerden. We zullen in totaal met zo'n 17 personen zijn, die allemaal vanuit hun unieke en verschillende achtergrond zullen deelnemen. Toch is wat ons allen verenigt de ervaring met eetstoornissen die we op één of andere manier hebben opgedaan (of nog opdoen). We kiezen ervoor om mensen met een eetstoornis(verleden) én familieleden of mantelzorgers samen te brengen, omdat we ervan overtuigd zijn dat het een echte verrijking is om te leren van elkaars verhalen. Op die manier neem je niet enkel jouw eigen verhaal mee, maar ook de verhalen van andere betrokkenen. Het kan helpen om te zien welke gelijkenissen er bestaan en ook welke elementen horen bij jouw eigen unieke ervaringsverhaal.
 
In de eerste sessie zullen we stilstaan bij wat ervaringsdeskundigheid voor ons betekent en hoe we vanuit onze ervaring anderen kunnen helpen. Wat is de meerwaarde van een ervaringsdeskundige? Wat heeft die in de aanbieding waar een geschoolde hulpverlener of een "mens-in-de-straat" geen kaas van gegeten heeft?
Daarbij leren we meer over de kennis die daarover vooral in Nederland al goed uitgewerkt werd, vb. binnen HEE (Herstel, Empowerment en Ervaringsdeskundigheid). Verschillende organisaties zijn in Nederland al heel actief aan de slag met ervarinsdeskundigen, vb. Anoiksis, Ixta Noade ervaringsdeskundige,... 
 
Ook in Vlaanderen begint dit hersteldenken en het empoweren van mensen met een bepaalde problematiek en hun familieleden  stilaan meer en meer opgang te maken. Omdat het heel sterk aansluit bij onze eigen visie op samenwerken met mensen die getroffen worden door de eetstoornisproblematiek (op wat voor manier dan ook) willen we hier meer over te weten komen en onze ervaringen inzetten om anderen te ondersteunen. De theorie kan ons aanknopingspunten geven om voor elk individu uit te zoeken hoe men zijn ervaringen en talenten kan en wil inzetten binnen AN-BN.
 
In sessie 2 tot en met 4 zullen we dieper ingaan op een aantal meer specifieke aspecten van het ervaringsdeskundig zijn. Tijdens de vierde sessie zullen we bv. op zoek gaan naar onze waarden en talenten en hoe we onze eigen ervaringen kunnen inzetten op een manier waar we zelf sterker (en misschien ook wel gelukkiger en/of gezonder?) van kunnen worden.