donderdag 11 april 2013

Sessie 8: preventie bij eetstoornissen - do's and don'ts

Inleiding

Diëten lijdt niet altijd tot eetstoornissen. Toch blijkt het een belangrijke voorspellende factor te zijn, aangezien aangenomen wordt dat de meeste mensen met een eetstoornis ooit begonnen zijn met ongezonde lijnpogingen. De behandeling (= curatie) en nazorg van eetstoornissen zijn pas de laatste fasen van een heel ontwikkelingsproces. Ook voordien al zijn er mogelijkheden om de kans op het ontwikkelen van eetstoornissen te verminderen. Hier kunnen zowel preventieve acties als sensibilisering een rol bij spelen.

Sensibilisering richt zich op het gevoelig maken van de algehele bevolking, terwijl preventie zich richt op het voorkomen van problemen. Toch zien we vaak dat sensibiliseringscampagnes ook als doel hebben om problemen (vb. ongelukken in het verkeer, kindermishandeling, zelfdoding,…) te voorkomen.

1.       Wat is preventie bij eetstoornissen?

Preventie wil in het algemeen zeggen dat we doelbewuste acties ondernemen de invloed van risicofactoren terug te dringen en om te reageren wanneer er problemen ontstaan, om te vermijden dat het nog erger wordt. Eetexpert.be raadt op basis van een analyse van artikels aan om preventie van eet- en gewichtsproblemen te laten samengaan. Er bestaan twee manieren om preventie in te delen.

1.1.             Preventie volgens moment in het probleemontwikkelingsproces


De eerste manier deelt preventie in volgens het moment in het ontwikkelingsproces van problemen: primaire, secundaire en tertiaire preventie.

Primaire preventie bestaat uit acties die problemen kunnen voorkomen. Zo hingen er in vele toiletten tips voor handhygiëne om te vermijden dat je met de (vogel)griep zou besmet worden. Wat betreft eetstoornissen kunnen we denken aan het aanleren van vaardigheden en houdingen waardoor jongeren veel weerbaarder worden tegen de risico’s van eetstoornissen (vb. zelfwaardering, kritisch zijn tegenover media, copingvaardigheden, aanleren van gezond eet- en beweeggedrag,…). Je kan hier ook denken aan sensibilisering van ouders of studenten-hulpverleners over wat de signalen, risico’s, gevolgen,… van eetstoornissen zijn.

Een ander voorbeeld van een sensibiliseringscampagne en van primaire preventie is de campagne “Goed in je vel, dat voelt beter” van Minister Vandeurzen. Deze campagne zet in op het leren van de bevolking wat gezonde voeding is en wat gezond bewegen is.

Secundaire preventie wil zeggen dat men acties onderneemt om risico’s zo snel mogelijk op te sporen. Denk hierbij aan de preventie van melanomen (huidkanker) of het uitstrijkje bij vrouwen om baarmoederhalskanker vroegtijdig te kunnen opsporen. Wat betreft eetstoornissen zou je kunnen denken aan het medisch en psychologisch onderzoek dat gebeurt via de Centra voor Leerlingenbegeleiding. Ook het feit dat huisartsen en andere hulpverleners opleiding kunnen krijgen rond eetstoornissen, om ze sneller te leren herkennen, kan je onder secundaire preventie plaatsen.

Tertiaire preventie is het aanmoedigen van acties om te vermijden dat problemen opnieuw kunnen optreden. Wie een hartinfarct heeft gehad krijgt tips voor een gezondere levensstijl om te vermijden dat hij opnieuw een infarct zou krijgen. Bij eetstoornissen kan je denken aan hervalpreventie: vermijden dat iemand opnieuw in de eetstoornis hervalt, na een periode van herstel.

1.2.             Preventie volgens doelgroep

Daarnaast kunnen we ook verschillende vormen van preventie onderscheiden, afhankelijk van de doelgroep waarop de preventie zich richt: universele preventie, selectieve preventie, geïndiceerde preventie en zorg-gerelateerde preventie.
· Universele preventie

Universele preventie richt zich op de gehele bevolking, of op de hele groep jongeren in het algemeen, zonder onderscheid te maken tussen jongens en meisjes of tussen jongeren die meer of minder risico lopen. Het doel is om te vermijden dat problemen zich zullen ontwikkelen.
Goede universele preventie van eetstoornissen richt zich op het ontwikkelen van beschermende factoren. Dit zijn factoren die mensen beschermen of weerbaarder maken tegen het ontwikkelen van psychische problemen in het algemeen en eetstoornissen in het bijzonder.
Wanneer enkel psycho-educatie wordt aangeboden (Wat zijn eetstoornissen, wat zijn de signalen, risico’s etc.) blijkt dat weinig effect te hebben.  Maar we weten nu wel uit meta-analytisch onderzoek (Shaw, Stice en Becker, 2009) dat universele preventie best bestaat uit interventies die inspelen op: lichaamstevredenheid (body acceptance), de introductie van cognitieve dissonantie (wat is er eigenlijk allemaal zo “slecht” aan de mediabeelden die we dagelijks over ons heen krijgen?), het vergroten van zelfwaardering, copingvaardigheden (hoe omgaan met stress), sociale vaardigheden, emotieregulatie, het leren kennen van hulpbronnen, groeipijnen (het is normaal om onzeker te zijn), leren omgaan met groepsdruk van leeftijdsgenoten,…
Cognitieve dissonantie gaat er van uit dat als we jongeren leren om heel kritisch te kijken naar het slankheidsideaal, door argumenten tégen dit ideaal te zoeken, dat ze dan ook hun gedrag en houding zullen aanpassen.
In Vlaanderen kennen we bijvoorbeeld de vele opdrachten die ontwikkeld werden onder de naam “Op het bot”. De opdrachten kunnen gebruikt worden door leerkrachten of opvoeders. Bij elke opdracht is goed vermeld voor welke leeftijdsgroep het materiaal of de opdracht ontwikkeld is, hoeveel tijd en welk materiaal men nodig heeft en wat de doelstellingen zijn. De opdrachten richten zich op:  zelfbeeld, schoonheidsideaal en groeipijnen.
De psychologische theorie van de cognitieve dissonantie zien we o.a. terugkomen in de opdrachten rond het schoonheidsideaal, vb. Waarom denk je dat Ken en Barbie er zo uitzien? Denk je dat we beïnvloed worden door de vormen van het speelgoed waar we mee spelen? Als je een aantal tijdschriften analyseert op het soort advertenties dat er in staat, wat kan je dan zeggen over de eisen die aan jongens en meisjes gesteld worden?
Dove ontwikkelde een pakket “Goed in je vel” (vroeger BodyTalk genoemd). Dit is bedoeld voor meisjes tussen 11 en 14 jaar. Er is ook een pakket toegevoegd voor moeders en dochters tussen 8 en 11 jaar, omdat ook het inschakelen van een rolmodel zinvol kan zijn voor selectieve preventie. Bovendien blijkt ook dat het lijngedrag van moeders een groot effect heeft op de lichaamsbeleving van jonge meisjes.

· Selectieve preventie

Selectieve preventie is gericht op een doelgroep die een verhoogd risico heeft om problemen te ontwikkelen. Als we het hebben over eetstoornissen zou dat bijvoorbeeld de groep meisjes tussen 11 en 14 jaar die al heel sterk met lijngedrag bezig zijn.
Uit een meta-analyse van Stice en Shaw (2004) bleek dat preventie bij eetstoornissen de beste resultaten haalt indien: er aan selectieve preventie gedaan wordt, bij meisjes die verhoogd risico vertonen, die ouder dan 15 jaar zijn en die interactief benaderd worden. Meerdere sessies zijn aan te raden en het is af te raden om psycho-educatie te geven (geen informatie over de eetstoornis). Ook in een volgende meta-analyse spreken Shaw, Stice en Becker (2009) erover dat selectieve preventieprogramma’s bij jongeren die een hoger risico vertonen betere resultaten hebben in het vermijden van verstoord eetgedrag. Zij vermoeden dat het te maken heeft met het feit dat de deelnemers aan deze programma’s al meer gemotiveerd zijn om iets te doen aan de stress die ze ervaren rond vb. lichaamsontevredenheid of negatieve gevoelens. Ook heel wat universele preventieprogramma’s bleken positievere resultaten te halen bij jongeren die een verhoogd risico hadden.

·  Geïndiceerde preventie

Deze soort preventie richt zich niet op een groep, maar op individuele personen die een verhoogd risico vertonen. Hierbij wordt geprobeerd om via vroegtijdig ingrijpen of behandelen te voorkomen dat de problemen zich (verder) ontwikkelen.
We zouden hierbij kunnen denken aan het internetprogramma Featback: jongeren die een beginnende eetstoornis hebben kunnen hier terecht voor tips en ondersteuning om te vermijden dat ze in therapie moeten of opgenomen moeten worden. (Indien de problemen toch ernstig blijken te zijn worden deze jongeren natuurlijk wel doorverwezen voor verdere hulp.)
· Zorg-gerelateerde preventie

Deze soort preventie leunt sterk aan bij curatie (= behandeling). Het doel is hier niet genezing, maar wel om de persoon te ondersteunen in zijn zelfredzaamheid, om de ziektelast te verminderen of om erger te voorkomen. We kunnen hierbij denken aan mensen met vb. diabetes die opgevolgd worden om de lasten van hun aandoening te beperken en om te vermijden dat er complicaties optreden.
Hierbij kunnen we denken aan de dagbehandeling van de langdurige eetstoornisgroep in Kortenberg. Het doel is hier niet om te werken aan het “genezen” van de eetstoornis, maar wel om de invloed van de problemen die een langdurige eetstoornis met zich meebrengen zoveel mogelijk in te dijken. Dit kan een tussenfase zijn in de weg naar volledig herstel, maar ieder kan dit op eigen tempo doen. We merken op dat het verschil tussen dit soort preventie en behandeling erg onduidelijk is.



1.3.  Wat wij geleerd hebben uit onderzoek

 
Primaire/universele preventie (voorkomen van nieuwe gevallen van eetstoornissen) richt zich best op:

-          Kritisch leren omgaan met media en mediaboodschappen

-          Leren in vraag stellen van het schoonheidsideaal

-          Extreem lijngedrag vermijden

-          Aanleren van verantwoorde voeding en beweging

-          Verkrijgen van zelfvertrouwen en een positieve lichaamsbeleving

-          Aanleren van vaardigheden om problemen op te lossen

Indien dan blijkt dat bepaalde jongeren reeds problemen vertonen op gebied van lijngedrag of lichaamsbeleving kan er voor deze specifieke groep gedacht worden aan selectieve preventie. Hierbij zou dan ingezet kunnen worden op het veranderen van hun kennis, lichaamsbeleving en (lijn)gedrag.

Als ervaringsdeskundigen is het belangrijk om erg voorzichtig te zijn met het vernoemen van gewichten. We zullen er juist erg de nadruk op leggen dat gewicht niet alles zegt als het gaat over het inschatten van de ernst van problemen. Daarnaast moeten we opletten voor de “glamourization” van eetstoornissen. Het kan niet de bedoeling zijn dat jongeren vooral de boodschap krijgen: een eetstoornis is een hulpmiddel om om te gaan met moeilijkheden. Wie het moeilijk heeft kan daarin het signaal horen dat het zoeken van controle op eetgedrag en gewicht zou “helpen”.
In het verleden werd vaak gevraagd om getuigenissen te brengen op middelbare scholen. Sinds we weten dat hierdoor ongewenste effecten kunnen optreden, is AN-BN hiermee gestopt. In 1997 verscheen een artikel dat wel wat stof deed opwaaien (Carter, e.a., 1997) toen bleek dat jongeren van 13-14 jaar juist meer lijngedrag gingen vertonen nadat ze een jaar voordien een preventieprogramma volgden dat gericht was op het verminderen lijngedrag. Ook uit andere onderzoeken bleek dat er ongewenste neveneffecten kunnen optreden wanneer preventie bij de jongeren zich focust op probleemgedragingen. Zo weten we uit vroeger onderzoek dat oude preventieprogramma’s de kennis over probleemgedrag wel vergrootten, maar dat er eigenlijk niets veranderde aan het eetgedrag van jongeren of aan hun houding tegenover het slankheidsideaal (Pearson, e.a., 2002).

Wat we wel doen is:
· leerkrachten verwijzen naar materialen waar zij zelfstandig mee aan de slag kunnen,
· aanmoedigen om op school een gezondheids- en welzijnsbeleid uit te stippelen en
· slechts op zeer specifieke vragen ingaan. Zo gaat de Inloopmobiel naar zogenaamde risicobeurzen voor jongeren uit de laatste graad van het secundair onderwijs (= ouder dan 15 jaar), waar jongeren leren waar ze terecht kunnen met verschillende problemen. Verschillende hulpverleningsinstanties stellen daar hun aanbod voor en leggen uit waarvoor jongeren en hun omgeving bij hen terecht kunnen.
· sensibilisering van de algemene bevolking door te informeren over eetstoornissen via lezingen of infosessies (“Als eten een obsessie wordt”), maar ook door met de Inloopmobiel op beurzen aanwezig te zijn en mensen kennis te laten maken met de signalen, kenmerken, oorzaken, gevolgen, soorten,… van eetstoornissen.
· Opleiding geven aan studenten-hulpverleners of –zorgverleners: over de signalen, kenmerken, risico’s, gevolgen, beleving, behandeling, hulpmogelijkheden, stand van zaken in onderzoek, ervaringen van patiënten en familieleden, zelfhulpmogelijkheden,… Bijvoorbeeld aan studenten Banaba Geestelijke Gezondheidszorg, studenten Sociale Readaptatie-wetenschappen (hoe preventief werken?), studenten verpleegkunde, studenten dieet- en voedingsleer,…
· brochure voor leerkrachten: Zit jij wel in jevel?! Te raadplegen op onze website.

Bronnen bij deze sessie:

www.datvoeltbeter.be
www.dove.be
www.ophetbot.be
www.leefsleutels.be
www.eetexpert.be (visie op preventie, voorbeelden van preventie,…)

Werkmap “Jeugd en eetstoornissen – Onderwijs- en voorlichtingsmateriaal voor het basis- en voortgezet onderwijs” (wordt niet meer gebruikt)

Werkmap Ziezo: Werkboek voor Gastdocenten – Handleiding voor het geven van gastlessen over eetstoornissen (wordt niet gebruikt door AN-BN, wel tips uit te halen: wie kan gastlessen geven, wat moet je doen bij bepaalde lastige momenten etc.)

Werkmap Ziezo: Werkboek Nazorg – Handleiding voor het begeleiden van nazorgzelfhulpgroepen voor mensen met een eetstoornis (wordt gebruikt door AN-BN voor het begeleiden van groepen)

·         Beintner I, Jacobi C, Taylor C (2012) Effects of an Internet-based prevention programme for eating disorders in the USA and Germany – a meta-analytic review. European Eating Disorders Review 20: 1-8.

·         Berger U, Sowa M, Bormann B, Brix C, Strauss B (2008) Primary prevention of eating disorders: characteristics of effective programmes and how to bring them to broader dissemination. European Eating Disorders Review 16: 173-183.

·         Forney K, Holland L, Keel P (2012) Influence of peer context on the relationship between body dissatisfaction and eating pathology in women and men. International Journal of Eating Disorders 45: 982-989.

·         Franko D, Orosan-Weine P (1998) The prevention of eating disorders: empirical, methodological, and conceptual considerations. American Psychological Association D12: 459-477.

·         Gonzalez M, Penelo E, Gutierrez T, Raich R (2011) Disordered eating prevention programme in schools: a 30-month follow-up. European Eating Disorders Review 19: 349-356.

·         Haines J, Neumark-Sztainer D (2006) Prevention of obesity and eating disorders: a consideration of shared risk factors. Health Education Research 21: 770-782.

·         Noordenbos G, Vandereycken W (2006) Preventie van eetstoornissen. Een gewichtig probleem. Mechelen: Kluwer.

·         Noordenbos G (2011) Preventie van eetstoornissen in Nederland: een reactie. Psychopraktijk 3: 3334.

·         Pearson J, Goldklang D, Striegel-Moore R (2002) Prevention of eating disorders: Challenges and opportunities. International Journal of Eating Disorders  31:233–239.

·         Scime M, Cook-Cottone C (2008) Primary prevention of eating disorders: a constructivist integration of mind and body strategies. International Journal of Eating Disorders 41: 134-142.

·         Shaw H, Stice E, Becker C (2009) Preventing Eating Disorders. Child Adolesc Psychiatrc Clin N Am. 18(1): 199-207. Link: Child Adolesc Psychiatr Clin N Am. 2009 January; 18(1): 199–207.

·         Stice E & Shaw H (2004) Eating disorder prevention programs: a meta-analytic review. Psychological Bulletin 130: 206-227.

·         Varnado-Sullivan P, Horton R (2006) Acceptability of programs for the prevention of eating disorders. Journal of clinical psychology, 62: 687-703.

·         White J (2000) The prevention of eating disorders: a review of the research on risk factors with implications for practice. Journal of Child and Adolescent Psychiatric Nursing 13:76-88.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten