Inleiding
Diëten lijdt niet altijd tot
eetstoornissen. Toch blijkt het een belangrijke voorspellende factor te zijn,
aangezien aangenomen wordt dat de meeste mensen met een eetstoornis ooit
begonnen zijn met ongezonde lijnpogingen. De behandeling (= curatie) en nazorg
van eetstoornissen zijn pas de laatste fasen van een heel ontwikkelingsproces.
Ook voordien al zijn er mogelijkheden om de kans op het ontwikkelen van
eetstoornissen te verminderen. Hier kunnen zowel preventieve acties als
sensibilisering een rol bij spelen.
Sensibilisering richt zich op het
gevoelig maken van de algehele bevolking, terwijl preventie zich richt op het
voorkomen van problemen. Toch zien we vaak dat sensibiliseringscampagnes ook
als doel hebben om problemen (vb. ongelukken in het verkeer,
kindermishandeling, zelfdoding,…) te voorkomen.
1. Wat is preventie bij eetstoornissen?
Preventie wil in het algemeen
zeggen dat we doelbewuste acties ondernemen de invloed van risicofactoren terug
te dringen en om te reageren wanneer er problemen ontstaan, om te vermijden dat
het nog erger wordt. Eetexpert.be raadt op basis van een analyse van artikels
aan om preventie van eet- en gewichtsproblemen te laten samengaan. Er bestaan
twee manieren om preventie in te delen.
1.1.
Preventie
volgens moment in het probleemontwikkelingsproces
De eerste manier deelt preventie in volgens het moment in het ontwikkelingsproces van
problemen: primaire, secundaire en tertiaire preventie.
Primaire preventie bestaat uit acties die problemen kunnen
voorkomen. Zo hingen er in vele toiletten tips voor handhygiëne om te vermijden
dat je met de (vogel)griep zou besmet worden. Wat betreft eetstoornissen kunnen
we denken aan het aanleren van vaardigheden en houdingen waardoor jongeren veel
weerbaarder worden tegen de risico’s van eetstoornissen (vb. zelfwaardering,
kritisch zijn tegenover media, copingvaardigheden, aanleren van gezond eet- en
beweeggedrag,…). Je kan hier ook denken aan sensibilisering van ouders of
studenten-hulpverleners over wat de signalen, risico’s, gevolgen,… van eetstoornissen
zijn.
Een ander voorbeeld van een sensibiliseringscampagne en van primaire
preventie is de campagne “Goed in je vel, dat voelt beter” van Minister
Vandeurzen. Deze campagne zet in op het leren van de bevolking wat gezonde
voeding is en wat gezond bewegen is.
Secundaire preventie wil zeggen dat men acties onderneemt om
risico’s zo snel mogelijk op te sporen. Denk hierbij aan de preventie van
melanomen (huidkanker) of het uitstrijkje bij vrouwen om baarmoederhalskanker
vroegtijdig te kunnen opsporen. Wat betreft eetstoornissen zou je kunnen denken
aan het medisch en psychologisch onderzoek dat gebeurt via de Centra voor
Leerlingenbegeleiding. Ook het feit dat huisartsen en andere hulpverleners
opleiding kunnen krijgen rond eetstoornissen, om ze sneller te leren herkennen,
kan je onder secundaire preventie plaatsen.
Tertiaire preventie is het aanmoedigen van acties om te vermijden
dat problemen opnieuw kunnen optreden. Wie een hartinfarct heeft gehad krijgt
tips voor een gezondere levensstijl om te vermijden dat hij opnieuw een infarct
zou krijgen. Bij eetstoornissen kan je denken aan hervalpreventie: vermijden dat iemand opnieuw in de eetstoornis
hervalt, na een periode van herstel.
1.2.
Preventie
volgens doelgroep
Daarnaast kunnen we ook
verschillende vormen van preventie onderscheiden, afhankelijk van de doelgroep waarop de preventie zich
richt: universele preventie, selectieve preventie, geïndiceerde preventie en
zorg-gerelateerde preventie.
· Universele
preventie
Universele preventie richt zich
op de gehele bevolking, of op de hele groep jongeren in het algemeen, zonder
onderscheid te maken tussen jongens en meisjes of tussen jongeren die meer of
minder risico lopen. Het doel is om te vermijden dat problemen zich zullen
ontwikkelen.
Goede universele preventie van
eetstoornissen richt zich op het ontwikkelen van beschermende factoren. Dit
zijn factoren die mensen beschermen of weerbaarder maken tegen het ontwikkelen
van psychische problemen in het algemeen en eetstoornissen in het bijzonder.
Wanneer enkel psycho-educatie
wordt aangeboden (Wat zijn eetstoornissen, wat zijn de signalen, risico’s etc.)
blijkt dat weinig effect te hebben. Maar
we weten nu wel uit meta-analytisch onderzoek (Shaw, Stice en Becker, 2009) dat
universele preventie best bestaat uit interventies die inspelen op:
lichaamstevredenheid (body acceptance), de introductie van cognitieve
dissonantie (wat is er eigenlijk allemaal zo “slecht” aan de mediabeelden die
we dagelijks over ons heen krijgen?), het vergroten van zelfwaardering,
copingvaardigheden (hoe omgaan met stress), sociale vaardigheden,
emotieregulatie, het leren kennen van hulpbronnen, groeipijnen (het is normaal
om onzeker te zijn), leren omgaan met groepsdruk van leeftijdsgenoten,…
Cognitieve dissonantie gaat er
van uit dat als we jongeren leren om heel kritisch te kijken naar het
slankheidsideaal, door argumenten tégen dit ideaal te zoeken, dat ze dan ook
hun gedrag en houding zullen aanpassen.
In Vlaanderen kennen we bijvoorbeeld de vele opdrachten die ontwikkeld
werden onder de naam “Op het bot”.
De opdrachten kunnen gebruikt worden door leerkrachten of opvoeders. Bij elke
opdracht is goed vermeld voor welke leeftijdsgroep het materiaal of de opdracht
ontwikkeld is, hoeveel tijd en welk materiaal men nodig heeft en wat de
doelstellingen zijn. De opdrachten richten zich op: zelfbeeld, schoonheidsideaal en groeipijnen.
De psychologische theorie van de cognitieve dissonantie zien we o.a.
terugkomen in de opdrachten rond het schoonheidsideaal, vb. Waarom denk je dat
Ken en Barbie er zo uitzien? Denk je dat we beïnvloed worden door de vormen van
het speelgoed waar we mee spelen? Als je een aantal tijdschriften analyseert op
het soort advertenties dat er in staat, wat kan je dan zeggen over de eisen die
aan jongens en meisjes gesteld worden?
Dove ontwikkelde een pakket “Goed
in je vel” (vroeger BodyTalk genoemd). Dit is bedoeld voor meisjes tussen
11 en 14 jaar. Er is ook een pakket toegevoegd voor moeders en dochters tussen
8 en 11 jaar, omdat ook het inschakelen van een rolmodel zinvol kan zijn voor
selectieve preventie. Bovendien blijkt ook dat het lijngedrag van moeders een
groot effect heeft op de lichaamsbeleving van jonge meisjes.
·
Selectieve
preventie
Selectieve preventie is gericht
op een doelgroep die een verhoogd risico heeft om problemen te ontwikkelen. Als
we het hebben over eetstoornissen zou dat bijvoorbeeld de groep meisjes tussen
11 en 14 jaar die al heel sterk met lijngedrag bezig zijn.
Uit een meta-analyse van Stice en
Shaw (2004) bleek dat preventie bij eetstoornissen de beste resultaten haalt indien: er aan selectieve preventie
gedaan wordt, bij meisjes die verhoogd risico vertonen, die ouder dan 15 jaar
zijn en die interactief benaderd worden. Meerdere sessies zijn aan te raden en
het is af te raden om psycho-educatie te geven (geen informatie over de
eetstoornis). Ook in een volgende meta-analyse spreken Shaw, Stice en Becker
(2009) erover dat selectieve preventieprogramma’s bij jongeren die een hoger
risico vertonen betere resultaten hebben in het vermijden van verstoord
eetgedrag. Zij vermoeden dat het te maken heeft met het feit dat de deelnemers
aan deze programma’s al meer gemotiveerd zijn om iets te doen aan de stress die
ze ervaren rond vb. lichaamsontevredenheid of negatieve gevoelens. Ook heel wat
universele preventieprogramma’s bleken positievere resultaten te halen bij
jongeren die een verhoogd risico hadden.
· Geïndiceerde
preventie
Deze soort preventie richt zich
niet op een groep, maar op individuele personen die een verhoogd risico
vertonen. Hierbij wordt geprobeerd om via vroegtijdig ingrijpen of behandelen
te voorkomen dat de problemen zich (verder) ontwikkelen.
We zouden hierbij kunnen denken aan het internetprogramma Featback:
jongeren die een beginnende eetstoornis hebben kunnen hier terecht voor tips en
ondersteuning om te vermijden dat ze in therapie moeten of opgenomen moeten
worden. (Indien de problemen toch ernstig blijken te zijn worden deze jongeren
natuurlijk wel doorverwezen voor verdere hulp.)
· Zorg-gerelateerde
preventie
Deze soort preventie leunt sterk
aan bij curatie (= behandeling). Het doel is hier niet genezing, maar wel om de
persoon te ondersteunen in zijn zelfredzaamheid, om de ziektelast te
verminderen of om erger te voorkomen. We kunnen hierbij denken aan mensen met
vb. diabetes die opgevolgd worden om de lasten van hun aandoening te beperken
en om te vermijden dat er complicaties optreden.
Hierbij kunnen we denken aan de dagbehandeling van de langdurige
eetstoornisgroep in Kortenberg. Het doel is hier niet om te werken aan het
“genezen” van de eetstoornis, maar wel om de invloed van de problemen die een
langdurige eetstoornis met zich meebrengen zoveel mogelijk in te dijken. Dit
kan een tussenfase zijn in de weg naar volledig herstel, maar ieder kan dit op
eigen tempo doen. We merken op dat het verschil tussen dit soort preventie en
behandeling erg onduidelijk is.
1.3. Wat
wij geleerd hebben uit onderzoek
Primaire/universele preventie
(voorkomen van nieuwe gevallen van eetstoornissen) richt zich best op:
-
Kritisch leren omgaan met media en
mediaboodschappen
-
Leren in vraag stellen van het schoonheidsideaal
-
Extreem lijngedrag vermijden
-
Aanleren van verantwoorde voeding en beweging
-
Verkrijgen van zelfvertrouwen en een positieve
lichaamsbeleving
-
Aanleren van vaardigheden om problemen op te
lossen
Indien dan blijkt dat bepaalde
jongeren reeds problemen vertonen op gebied van lijngedrag of lichaamsbeleving
kan er voor deze specifieke groep gedacht worden aan selectieve preventie. Hierbij zou dan ingezet kunnen worden op het
veranderen van hun kennis, lichaamsbeleving en (lijn)gedrag.
Als ervaringsdeskundigen is het belangrijk om erg voorzichtig te zijn met het
vernoemen van gewichten. We zullen er juist erg de nadruk op leggen dat gewicht
niet alles zegt als het gaat over het inschatten van de ernst van problemen. Daarnaast
moeten we opletten voor de “glamourization” van eetstoornissen. Het kan niet de
bedoeling zijn dat jongeren vooral de boodschap krijgen: een eetstoornis is een
hulpmiddel om om te gaan met moeilijkheden. Wie het moeilijk heeft kan daarin
het signaal horen dat het zoeken van controle op eetgedrag en gewicht zou
“helpen”.
In het verleden werd vaak
gevraagd om getuigenissen te brengen op middelbare scholen. Sinds we weten dat
hierdoor ongewenste effecten kunnen optreden, is AN-BN hiermee gestopt. In 1997
verscheen een artikel dat wel wat stof deed opwaaien (Carter, e.a., 1997) toen
bleek dat jongeren van 13-14 jaar juist meer lijngedrag gingen vertonen nadat
ze een jaar voordien een preventieprogramma volgden dat gericht was op het
verminderen lijngedrag. Ook uit andere onderzoeken bleek dat er ongewenste neveneffecten
kunnen optreden wanneer preventie bij de jongeren zich focust op
probleemgedragingen. Zo weten we uit vroeger onderzoek dat oude
preventieprogramma’s de kennis over probleemgedrag wel vergrootten, maar dat er
eigenlijk niets veranderde aan het eetgedrag van jongeren of aan hun houding
tegenover het slankheidsideaal (Pearson, e.a., 2002).
Wat we wel doen is:
· leerkrachten verwijzen naar materialen waar zij
zelfstandig mee aan de slag kunnen,
· aanmoedigen om op school een gezondheids- en
welzijnsbeleid uit te stippelen en
·
slechts op zeer specifieke vragen ingaan. Zo
gaat de Inloopmobiel naar zogenaamde risicobeurzen voor jongeren uit de laatste
graad van het secundair onderwijs (= ouder dan 15 jaar), waar jongeren leren
waar ze terecht kunnen met verschillende problemen. Verschillende
hulpverleningsinstanties stellen daar hun aanbod voor en leggen uit waarvoor
jongeren en hun omgeving bij hen terecht kunnen.
· sensibilisering van de algemene bevolking door
te informeren over eetstoornissen via lezingen of infosessies (“Als eten een
obsessie wordt”), maar ook door met de Inloopmobiel op beurzen aanwezig te zijn
en mensen kennis te laten maken met de signalen, kenmerken, oorzaken, gevolgen,
soorten,… van eetstoornissen.
·
Opleiding geven aan studenten-hulpverleners of
–zorgverleners: over de signalen, kenmerken, risico’s, gevolgen, beleving,
behandeling, hulpmogelijkheden, stand van zaken in onderzoek, ervaringen van
patiënten en familieleden, zelfhulpmogelijkheden,… Bijvoorbeeld aan studenten
Banaba Geestelijke Gezondheidszorg, studenten Sociale Readaptatie-wetenschappen
(hoe preventief werken?), studenten verpleegkunde, studenten dieet- en
voedingsleer,…
Bronnen bij deze sessie:
Werkmap “Jeugd en eetstoornissen – Onderwijs- en
voorlichtingsmateriaal voor het basis- en voortgezet onderwijs” (wordt niet
meer gebruikt)
Werkmap Ziezo: Werkboek voor Gastdocenten –
Handleiding voor het geven van gastlessen over eetstoornissen (wordt niet
gebruikt door AN-BN, wel tips uit te halen: wie kan gastlessen geven, wat moet
je doen bij bepaalde lastige momenten etc.)
Werkmap Ziezo: Werkboek Nazorg – Handleiding voor het
begeleiden van nazorgzelfhulpgroepen voor mensen met een eetstoornis (wordt
gebruikt door AN-BN voor het begeleiden van groepen)
·
Beintner
I, Jacobi C, Taylor C (2012) Effects of an Internet-based prevention programme
for eating disorders in the USA and Germany – a meta-analytic review. European Eating Disorders Review 20:
1-8.
·
Berger
U, Sowa M, Bormann B, Brix C, Strauss B (2008) Primary prevention of eating
disorders: characteristics of effective programmes and how to bring them to
broader dissemination. European Eating
Disorders Review 16: 173-183.
·
Forney
K, Holland L, Keel P (2012) Influence of peer context on the relationship
between body dissatisfaction and eating pathology in women and men. International Journal of Eating Disorders
45: 982-989.
·
Franko
D, Orosan-Weine P (1998) The prevention of eating disorders: empirical,
methodological, and conceptual considerations. American Psychological Association D12: 459-477.
·
Gonzalez
M, Penelo E, Gutierrez T, Raich R (2011) Disordered eating prevention programme
in schools: a 30-month follow-up. European
Eating Disorders Review 19: 349-356.
·
Haines
J, Neumark-Sztainer D (2006) Prevention of obesity and eating disorders: a
consideration of shared risk factors. Health
Education Research 21: 770-782.
·
Noordenbos
G, Vandereycken W (2006) Preventie van eetstoornissen. Een gewichtig probleem. Mechelen: Kluwer.
·
Noordenbos
G (2011) Preventie van eetstoornissen in Nederland: een reactie. Psychopraktijk 3: 3334.
·
Pearson
J, Goldklang D, Striegel-Moore R (2002) Prevention of eating disorders:
Challenges and opportunities. International Journal of Eating Disorders 31:233–239.
·
Scime
M, Cook-Cottone C (2008) Primary prevention of eating disorders: a
constructivist integration of mind and body strategies. International Journal of Eating Disorders 41: 134-142.
·
Stice
E & Shaw H (2004) Eating disorder prevention programs: a meta-analytic
review. Psychological Bulletin 130:
206-227.
·
Varnado-Sullivan
P, Horton R (2006) Acceptability of programs for the prevention of eating
disorders. Journal of clinical psychology,
62: 687-703.
·
White
J (2000) The prevention of eating disorders: a review of the research on risk
factors with implications for practice. Journal
of Child and Adolescent Psychiatric Nursing 13:76-88.