De term locus of control werd uitgevonden door psycholoog Julian Rotter, waarmee hij verwijst naar het geloof van iemand dat wat mensen overkomt te wijten of te danken is aan eigen gedrag (intern) of krachten buiten zichzelf, nl. de situatie (extern). Het is niet zo dat iemand altijd óf helemaal een externe locus of control óf helemaal een interne locus of control heeft, want het is een continuüm. Iemand is eerder extern of eerder intern gericht voor wat betreft de locus of control.
Naast deze opdeling tussen interne en externe locus of control, kan je ook nog een opdeling maken in stabiele of variabele patronen. Ga je er vanuit dat iemand altijd onhandig is, of ga je ervan uit dat deze persoon echt wel in een lastige situatie zit, waarin het maar “normaal” is dat je klungelig overkomt?
Tenslotte is het ook nog belangrijk of mensen het idee hebben dat het om een controleerbare of een oncontroleerbare situatie gaat. Heb je het gevoel dat je er controle over hebt, of voel je je machteloos overgeleverd aan de situatie?
Voorbeelden:
- Iemand die ervan uitgaat dat hij slechte punten haalt tijdens de examens omdat hij te dom is voor de studie, heeft een stabiele interne locus of control, die bovendien niet te controleren valt.
- Iemand die ervan uitgaat dat hij slechte punten heeft gehaald, omdat zijn vriendin het net voor de examens heeft uitgemaakt, heeft een externe variabele locus of control, die wel controleerbaar is.
- Een moeilijker voorbeeld is, wanneer iemand ervan uitgaat dat hij een slechte studiemethode had en daardoor slechte resultaten behaalde. Deze studiemethode was tot nu toe een stabiele eigenschap van deze persoon, maar… een studiemethode kan wel veranderen natuurlijk. Het gaat hier in ieder geval om een interne locus of control en afhankelijk van de interpretatie kan je zeggen dat het een stabiele of een variabele vorm is. Als je vindt dat je er controle op kan uitvoeren, dan gaat het om een variabele, controleerbare interne locus of control. Als je ervan overtuigd bent dat studiemethodes onveranderlijk zijn (een overtuiging die niet ondersteund wordt door onderzoek), dan gaat het om een oncontroleerbare, stabiele interne locus of control.
2. Interne Locus of Control
De centrale boodschap luidt hier dat eigen gedrag en acties verantwoordelijk zijn voor hetgeen iemand overkomt. Interne locus of control geeft dan een gevoel van competentie, controle en macht. Mensen met een interne locus of control zijn meer bereid te leren (o.a. uit fouten), zijn kritischer, leiden een gezonder leven, ondernemen actie om een beter leven te bekomen, zoeken naar oplossingen, laten zich minder beïnvloeden door anderen,… Ze nemen over het algemeen meer verantwoordelijkheid op voor hun eigen leven.
Uitloper: Self-efficacy
Self-efficacy is het geloof dat iemand heeft dat de ondernomen acties effectief zijn en leiden naar het vooropgestelde doel. Je zou het ook kunnen omschrijven als: iemand gelooft dat wat hij doet het gewenste resultaat zal halen, dat hij zijn doel zal bereiken.
Vb. iemand met een hoge self-efficacy start met studies en is er dan ook van overtuigd dat hij door hard te werken zal slagen voor zijn examens.
3. Externe Locus of Control
Iemand met een externe locus of control gaat ervan uit dat men controle over het leven niet zelf in handen heeft. Hier heerst de overtuiging dat mensen onderhevig zijn aan het lot, het geluk of ongeluk, de daden van andere mensen, het “toeval”,… Een externe locus of control geeft dan eerder een gevoel van hulpeloosheid, machteloosheid en vervreemding. Mensen met een externe locus of control conformeren sneller en zijn minder kritisch, maken niet graag keuzes en piekeren hier meer over, zijn vaker angstig en depressief en meer kwetsbaar voor stress. In plaats van te zoeken naar oplossingen, gaan ze eerder over tot het ontwikkelen van defensieve strategieën (vb. ontwijken van het probleem, anderen de schuld geven, de maatschappij verwijten dat…)
Uitloper: Aangeleerde hulpeloosheid
Het gevoel geen controle te hebben over het eigen leven, de gebeurtenissen, … “Het heeft geen zin dat ik zelf nog maar probeer, ik heb er toch geen vat op”.
Voorbeeld:
Mendelson en Mello (1986) geven in verschillende onderzoeken aan dat alcoholisten, rokers en drugverslaafden een (stabiele) externe ‘locus of control’ hebben. Zij worden beheerst door hun sigaretten, hun drank en hun drugs en zij zien zichzelf niet in staat om te stoppen met het ongezond gedrag. Ook kan het zijn dat ze niet geloven dat ze door het stoppen hun gezondheid gunstig kunnen beïnvloeden. Deze mensen zijn wel eenvoudig te beïnvloeden door omgevingsfactoren en zij zien niet in dat ze de mogelijkheid hebben hun druggebruik te beheersen.
4. Link met motivatie
Locus of control zegt met andere woorden iets over de mate waarin we geloven dat we invloed kunnen uitoefenen op gebeurtenissen. Iemand met een interne locus of control zal hard studeren, omdat hij ervan overtuigd is dat hij hierdoor een goed resultaat zal behalen. Wanneer iemand een externe locus of control heeft, zal hij minder moeite doen. Volgens hem zal een goed resultaat afhangen van externe factoren, waar hij geen invloed op heeft (vb. het humeur van de docent, de moeilijkheidsgraad van de vragen,…).
De soort locus of control zal bepalen tot welk gedrag je gemotiveerd wordt. Zo zal je eerder gemotiveerd zijn om te sporten, niet te roken, gezond te eten en je veiligheidsgordel aan te doen wanneer je een interne locus of control hebt. Je bent er dan immers van overtuigd dat je zelf invloed hebt op je gezondheid en welzijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten