zaterdag 16 februari 2013

De rode draad doorheen hulpverleningsland

Je beseft dat jij of jouw familielid of partner misschien wel eens...
een eetstoornis zou kunnen hebben.

Waar kan je terecht voor hulp, vragen of informatie?
De zoektocht begint!
 
 
Volgende week zaterdag zullen we in de opleiding wat structuur proberen aan te brengen in het kluwen van hulpverleningsinstanties en -niveaus.
 
 
 
We zullen o.a. stilstaan bij de elementen die bepalen of een therapie werkt of niet.
 
 
 

dinsdag 12 februari 2013

Spreek pas als je wat te vertellen hebt

Velen hebben het aangedurfd hun ervaringen aan papier en medemensen toe te vertrouwen. Zo zijn we collega’s en metgezellen. Want wij bewandelen nu samen de weg van het woord. Het is een weg vol versprekingen, nuanceringen, wijzigingen, dubbelzinnigheden en interpretaties. Maar bovenal wordt het een constructie van velen. Wij hebben de ballast afgeschraapt, redeneringen omver geworpen, tunnelvisies opengebroken en tot op het bot gezocht om te komen tot onze essentie: wij zijn mensen, met een gemeenschappelijk verhaal over eetstoornissen.

En toch is elk levensverhaal uniek. Elke mens is een unieke entiteit, met een genetisch bouwplan, een individuele persoonlijkheid, een sociaal netwerk en een maatschappelijk net (dat kan opvangen of verstrikken). Wie verhalen construeert, weet dat personages niet in wetmatigheden of statistische gemiddelden zijn te vatten. Zo ook de mensen die in deze opleidingsgroep het woord nemen.
De boodschap die zij willen meegeven is er een van hoop en van genuanceerdheid, van realistische visies en levensechte verhalen. Zoveel woorden en cijfers werden reeds gebruikt om “het fenomeen” eetstoornissen te beschrijven, om er begrip voor te krijgen in de hoop er zo grip op te krijgen. Maar ondanks alle inzet, de wetenschappelijke vooruitgang, de inzet en inventiviteit van zovele hulpverleners, lotgenoten en mantelzorgers… Eetstoornissen blijven moeilijk te begrijpen en er greep op krijgen is nog veel moeilijker.

Hulpverleners modderen niet meer gewoon wat aan en dat is een verdienste van o.a. de wetenschap met haar honger naar evidence based praktijken en programma’s. De balans is echter aan het doorslaan naar een ander uiterste, waar te rigide gehandeld wordt. Wie de diagnose past, trekt het beknellende schoentje van diagnostische behandelprotocollen aan. Om tot de conclusie te komen dat uniciteit en complexe gelaagdheid van problemen geen bestaansrecht meer krijgen.
En zo lopen heel wat mensen verloren. Ook omdat de hulpverlening zo’n ondoordringbaar oerwoud is geworden, met wildgroei langs alle kanten en strengen waarvan de oorsprong al lang niet meer zichtbaar is. Wie hulp zoekt, moet drempels overschrijden. De drempel van de schaamte, die van het taboe en tenslotte de drempel van de hulpverleningschaos. Wie eindelijk aan zichzelf durft te erkennen dat het leven in benepen banen geleid wordt door een psychische ziekte, ziet zich opboksen tegen vooroordelen, stigma en de dreiging miskend te worden in het lijden. En wie dan nog steeds de moed niet opgegeven heeft, weet zich geconfronteerd met wachtlijsten, nietszeggende beroepstitels, bureaucratische centra, DSM-criteria en een overheid zonder deugdelijk preventief en curatief gezondheidsbeleid. Onze medische gezondheidszorg mag dan tot de top van de wereld behoren, aan het psychosociale luik mag zeker nog grondig gewerkt worden. En aan de samenwerking tussen disciplines wellicht nog meer.

We leven in een geschifte en perverse samenleving. Alles is mogelijk, als je maar wil. Succes is het gevolg van persoonlijke inzet, doorzettingsvermogen en wilskracht. Wie faalt, heeft het dus aan zichzelf te wijten. Maar de crisissen stapelen zich op. Bedrijven gaan failliet, gezinnen lopen stuk op elkaar, de grote verhalen worden in 7 stappen verkocht, mensen gaan ten onder aan werkdruk en sociale incompetentie en in België stappen dagelijks gemiddeld 7 mensen uit het leven.
Mensen met psychische problemen zijn de alarmbellen geworden van een maatschappij die de grenzen opzoekt, een borderline maatschappij. Mensen met eetstoornissen vertolken in hun zijn en in hun pijn hoe zij optorsen tegen een grenzeloze massaconsumptie-maatschappij, waarin alles kan en bandeloos verbruikt en gebruikt wordt en hoe anderen zich daar in intellectueel en lijfelijk ascetisme tegen afzetten. Wie het midden weet te houden, heeft een goede basis meegekregen en heeft misschien ook wel geleerd een olifantenhuid te kweken. De balans hervinden of heruitvinden is een (op)gave waar mensen met een eetstoornis zich mee geconfronteerd weten. Zij ontspringen de dans niet. Zij zoeken hun eigen lied. En zij spreken, omdat zij iets te vertellen hebben.

Op 23 februari zoeken we samen de rode draad in eetstoornis-hulpverleningsland. Om onze draad niet kwijt te raken wanneer we aan het (toe)spreken zijn.

zondag 10 februari 2013

Spelenderwijs je talenten ontdekken

Spelenderwijs je kwaliteiten, talenten of competenties leren kennen

Er zijn heel wat spelen op de markt die je kan gebruiken (vb. voor groepsgesprekken of voor individuele gesprekken) om mensen te laten ontdekken wat hun talenten zijn. Veel mensen met een eetstoornis geven aan dat ze niet weten wie ze zijn zonder hun eetstoornis. Dit soort spelen kan helpen om hier wat meer zicht op te krijgen.

Een overzicht van spelen:
  • Het grote kernkwaliteitenspel. Stel je eens voor! Hoe kun je n de dagelijkse omgang met anderen bewuster gebruik maken van je kwaliteiten… Daniel Ofman en Albert Heemeijer. www.steljeeensvoor.eu
  • Ontwikkel je talent! www.coachkaarten.nl
  •  Ik kies voor mijn talent. Toolbox. Luk Dewulf en Peter Beschuyt. Lannoo Campus. http://www.lannoo.be/luk-dewulf 
  • Competentiespel. Spelenderwijs je competenties ontdekken. Rik Luijmes. Thema. Uitgeverij van Schouten en Nelissen.

Spelen die vooral inzoomen op talenten op de werkvloer:
  • Spelen met talenten. Van loopbaan naar droombaan. Axelle de Roy en Madeleine Lomans. Thema. Uitgeverij van Schouten en Nelissen.
  • Competenties in kaart. WIVO vzw. Uitgeverij Politeia nv.


Boeken:

Ik kies voor mijn talent. Luk Dewulf. Lannoo.

Feel Good Werkschrift. Ontdek je verborgen talenten. Xavier Cornette de Saint Cyr.
uitgeverij Deltas.

De talentendoos als instrument voor talentontwikkeling in de sociale economie. Gids voor de begeleider. http://www.talentontwikkeling.be/media/docs/GidsvoordeBegeleider.pdf

Werken vanuit je talent. Talentenwerkboek. Vlaamse Overheid. AGO Ontwikkeling en inzetbaarheid. http://www2.vlaanderen.be/loopbaanontwikkeling/docs/Talentwerkboek.pdf

Lezingen:



Competenties en talenten bij onze deelnemers



Wat betekent het woord "competentie" volgens onze deelnemers?


Wat betekent het woord "talent" volgens onze deelnemers?

Hoe kunnen we het verschil tussen competentiedenken en talentgericht denken voorstellen?
Competentiedenken start vanuit een "norm" waar je aan moet voldoen. Als je prestatie de norm niet haalt, dan vertoon je een tekort. Dat tekort kan je opvangen door bijscholingen te volgen, jezelf harder in te spannen, iets te veranderen aan jezelf (omdat het "moet" om de norm te behalen).
Talentgericht denken vertrekt vanuit de prestatie die iemand levert op een bepaald domein en zoekt uit welke ruimte voor ontwikkeling iemand heeft en wat er nodig is om tot groei te komen. Dat kan bestaan uit het aanpassen van een takenpakket, het nadenken over hoe een omgeving aangepast kan worden of een omgeving zoeken die kan stimuleren om een talent nog meer in te zetten en verder te verfijnen.


Deelnemers voelen zich in hun talenten aangesproken als niets "moet", maar als ze de tijd vrij hebben om hem zelf in te vullen. Situaties die bandwerk of hersenloos werk vragen zijn niet uitdagend en kunnen soms ook tot onzekerheid leiden (waar ben ik mee bezig? heb ik dit wel goed gedaan, ben ik niet verstrooid geweest?). Situaties die je niet zelf in handen hebt zijn niet stimulerend om je talent te kunnen inzetten. Daartegenover staan situaties waarbij je zelf kan bepalen (zelfbepaling/autonomie!) wat en hoe je iets aanpakt.

Opgemerkt wordt dat er wel situaties zijn die ons uitdagen om eerst door de angst of onzekerheid te gaan, voordat we echt tot ons talent of onze competentie kunnen komen. De angst of onzekerheid weerhoudt ons er dan van om het beste uit onszelf naar boven te halen.

Interne of externe locus of control

1. Locus of control

De term locus of control werd uitgevonden door psycholoog Julian Rotter, waarmee hij verwijst naar het geloof van iemand dat wat mensen overkomt te wijten of te danken is aan eigen gedrag (intern) of krachten buiten zichzelf, nl. de situatie (extern). Het is niet zo dat iemand altijd óf helemaal een externe locus of control óf helemaal een interne locus of control heeft, want het is een continuüm. Iemand is eerder extern of eerder intern gericht voor wat betreft de locus of control.

Naast deze opdeling tussen interne en externe locus of control, kan je ook nog een opdeling maken in stabiele of variabele patronen. Ga je er vanuit dat iemand altijd onhandig is, of ga je ervan uit dat deze persoon echt wel in een lastige situatie zit, waarin het maar “normaal” is dat je klungelig overkomt?

Tenslotte is het ook nog belangrijk of mensen het idee hebben dat het om een controleerbare of een oncontroleerbare situatie gaat. Heb je het gevoel dat je er controle over hebt, of voel je je machteloos overgeleverd aan de situatie?

 
  
Voorbeelden:
  • Iemand die ervan uitgaat dat hij slechte punten haalt tijdens de examens omdat hij te dom is voor de studie, heeft een stabiele interne locus of control, die bovendien niet te controleren valt.
  • Iemand die ervan uitgaat dat hij slechte punten heeft gehaald, omdat zijn vriendin het net voor de examens heeft uitgemaakt, heeft een externe variabele locus of control, die wel controleerbaar is.
  • Een moeilijker voorbeeld is, wanneer iemand ervan uitgaat dat hij een slechte studiemethode had en daardoor slechte resultaten behaalde. Deze studiemethode was tot nu toe een stabiele eigenschap van deze persoon, maar… een studiemethode kan wel veranderen natuurlijk. Het gaat hier in ieder geval om een interne locus of control en afhankelijk van de interpretatie kan je zeggen dat het een stabiele of een variabele vorm is. Als je vindt dat je er controle op kan uitvoeren, dan gaat het om een variabele, controleerbare interne locus of control. Als je ervan overtuigd bent dat studiemethodes onveranderlijk zijn (een overtuiging die niet ondersteund wordt door onderzoek), dan gaat het om een oncontroleerbare, stabiele interne locus of control.
Op BBC vind je een interview met Julian Rotter.

2. Interne Locus of Control

De centrale boodschap luidt hier dat eigen gedrag en acties verantwoordelijk zijn voor hetgeen iemand overkomt. Interne locus of control geeft dan een gevoel van competentie, controle en macht. Mensen met een interne locus of control zijn meer bereid te leren (o.a. uit fouten), zijn kritischer, leiden een gezonder leven, ondernemen actie om een beter leven te bekomen, zoeken naar oplossingen, laten zich minder beïnvloeden door anderen,… Ze nemen over het algemeen meer verantwoordelijkheid op voor hun eigen leven.

Uitloper: Self-efficacy
Self-efficacy is het geloof dat iemand heeft dat de ondernomen acties effectief zijn en leiden naar het vooropgestelde doel. Je zou het ook kunnen omschrijven als: iemand gelooft dat wat hij doet het gewenste resultaat zal halen, dat hij zijn doel zal bereiken.
Vb. iemand met een hoge self-efficacy start met studies en is er dan ook van overtuigd dat hij door hard te werken zal slagen voor zijn examens.


3. Externe Locus of Control

Iemand met een externe locus of control gaat ervan uit dat men controle over het leven niet zelf in handen heeft. Hier heerst de overtuiging dat mensen onderhevig zijn aan het lot, het geluk of ongeluk, de daden van andere mensen, het “toeval”,… Een externe locus of control geeft dan eerder een gevoel van hulpeloosheid, machteloosheid en vervreemding. Mensen met een externe locus of control conformeren sneller en zijn minder kritisch, maken niet graag keuzes en piekeren hier meer over, zijn vaker angstig en depressief en meer kwetsbaar voor stress. In plaats van te zoeken naar oplossingen, gaan ze eerder over tot het ontwikkelen van defensieve strategieën (vb. ontwijken van het probleem, anderen de schuld geven, de maatschappij verwijten dat…)

Uitloper: Aangeleerde hulpeloosheid
Het gevoel geen controle te hebben over het eigen leven, de gebeurtenissen, … “Het heeft geen zin dat ik zelf nog maar probeer, ik heb er toch geen vat op”.
Voorbeeld:
Mendelson en Mello (1986) geven in verschillende onderzoeken aan dat alcoholisten, rokers en drugverslaafden een (stabiele) externe ‘locus of control’ hebben. Zij worden beheerst door hun sigaretten, hun drank en hun drugs en zij zien zichzelf niet in staat om te stoppen met het ongezond gedrag. Ook kan het zijn dat ze niet geloven dat ze door het stoppen hun gezondheid gunstig kunnen beïnvloeden. Deze mensen zijn wel eenvoudig te beïnvloeden door omgevingsfactoren en zij zien niet in dat ze de mogelijkheid hebben hun druggebruik te beheersen.


4. Link met motivatie

Locus of control zegt met andere woorden iets over de mate waarin we geloven dat we invloed kunnen uitoefenen op gebeurtenissen. Iemand met een interne locus of control zal hard studeren, omdat hij ervan overtuigd is dat hij hierdoor een goed resultaat zal behalen. Wanneer iemand een externe locus of control heeft, zal hij minder moeite doen. Volgens hem zal een goed resultaat afhangen van externe factoren, waar hij geen invloed op heeft (vb. het humeur van de docent, de moeilijkheidsgraad van de vragen,…).
De soort locus of control zal bepalen tot welk gedrag je gemotiveerd wordt. Zo zal je eerder gemotiveerd zijn om te sporten, niet te roken, gezond te eten en je veiligheidsgordel aan te doen wanneer je een interne locus of control hebt. Je bent er dan immers van overtuigd dat je zelf invloed hebt op je gezondheid en welzijn.

Competent of talent



Als je je competent voelt, besef je dat je zelf invloed kan uitoefenen op een situatie of op hoe je je voelt. Je hebt het gevoel dat je controle kan uitoefenen op een situatie, op een interactie, of op een innerlijke toestand. Dit noemt Julian Rotter ook wel een interne locus of control. Mensen hebben dit gevoel nodig om erop te kunnen vertrouwen dat zij zelf iets kunnen doen om hun situatie te verbeteren. Als je daar niet in gelooft, waar zou je dan motivatie vandaan moeten halen om goed voor jezelf te zorgen?


Volgens Luk Dewulf (auteur van “Ik kies voor mijn talent”) en anderen is er een verschil tussen beide begrippen.

·         Een competentie is een geheel van (meestal aangeleerde) kennis, vaardigheden en attitudes die mensen in een bepaalde context (vb. op hun werk, in hun vrijwilligerswerk,…) kunnen gebruiken. Competenties zijn vaak verbonden aan een bepaald beroep of een bepaalde functie op de werkvloer. Talenten zijn veel persoonlijker en kunnen ingezet worden in heel verschillende situaties.  

·         Een talent is iets waar je mee geboren wordt: het gaat om wat je goed kunt en wat je graag doet (competentie + interesse). Veel mensen weten niet goed wat hun talent is, omdat een talent bijna geen moeite vraagt, maar juist vanzelf gaat en je energie oplevert. Mensen die hun talent gebruiken voelen bevlogenheid: ze verliezen de tijd uit het oog, krijgen veel energie, voelen zich heel goed en genieten van wat ze aan het doen zijn. Juist omdat een activiteit waar je talent voor nodig hebt zo vanzelf gaat, vinden mensen het vreemd dat hun talent volgens anderen zo bijzonder is. Je vindt het zelf normaal.

Wanneer je niets doet met jouw talent zal het niet ontwikkeld worden. Iemand die vb. een muzikaal talent heeft en nooit muzieklessen neemt of nooit een muziekinstrument probeert te bespelen verwaarloost zijn talent en zal nooit een goede muzikant worden.

Het is dus zowel voor competenties als voor talenten nodig dat je ermee aan de slag gaat, dat je oefent en dat je er werk van maakt. Mensen worden best gemotiveerd om iets met hun talenten te doen, zodat ze er energie uit kunnen halen en weten hoe ze hun talenten kunnen inzetten in een bepaalde context.

Hoe weet je of iemand “talentrijk gedrag” vertoont? Volgens Sasika Tjepkema en Luc Verheijen kan je dit gedrag herkennen aan:

  • (werk)vreugde bij de activiteiten;
  • zelfvertrouwen;
  • boven het gemiddelde uitstijgen;
  • een korte leercyclus vertonen (= weinig tijd nodig hebben om iets te leren);
  • als je intensief bezig bent en vaak de tijd uit het oog verliest (bevlogenheid of flow);
  • inzetbaar zijn in verschillende functies (waar je hetzelfde talent kan gebruiken).
 
Denk eens aan activiteiten die je doet op je werk, op school of daarbuiten en ga op zoek naar rode (energievreters) en groene (energiegevers) momenten. In de groene momenten kan je herkennen wanneer jouw talenten aangesproken worden, in de rode momenten kan je herkennen wanneer jouw talenten juist helemaal niet worden aangesproken.
 
Groene momenten zijn momenten:
·         waarop je geniet van waar je mee bezig bent, voor je het weet is er een paar uur voorbij
·         waarop je de tijd vergeet
·         waarop je amper moet nadenken bij wat je doet
·         waar je naar uitkijkt
·         waarvan je zelf niet zo bijzonder vindt wat je laat zien, maar anderen wijzen je erop dat je het goed kan
·         die je ook kan onder stress, in moeilijke omstandigheden of als je moe bent
·         waarbij je na afloop misschien fysiek moe bent, maar mentaal heb je meer energie dan je vooraf had
 
Rode momenten zijn die momenten:
·         waarop de tijd niet vordert
·         waar je niet naar uitkijkt
·         waarop je jezelf heel erg moet concentreren om erbij te kunnen blijven of om een goed resultaat te kunnen neerzetten
·         waar je moe van wordt
·         die in je functioneringsgesprekken of evaluatiegesprekken steeds terugkeren, jaar na jaar en steeds benoemd worden als datgene waar je aan zou moeten werken; je weet het, je zegt dat je er aan gaat werken en tegelijkertijd komt er weinig of niets van
·         waarop je energie moet steken in wat je aan het doen bent; je ziet er tegenaan, je stelt het uit, de tijd kruipt vooruit en je bent je tijdens de activiteit voortdurend bewust van het feit dat het je veel energie kost
·         die vaak opduiken in je storende gedachten: datgene waar je in de auto naar huis zit op te tobben, waar je ’s avonds of in het weekend mee bezig bent, waar je ’s nachts van wakker ligt, waar je niet uitkomt, waar je voortdurend in je hoofd gesprekken of dialogen over aan het voeren bent of die je achtervolgen
 
Nog meer vragen naar competenties of talenten die je aan jezelf (of een ander) kan stellen:

Vragen naar competenties of talenten:
1.    Waar vergeet je de tijd bij?
2.    Welk ander beroep zou je een tijd willen uitvoeren?
3.    Waar ga jij van sprankelen?
4.    Waar ben je goed in?
5.    Waar voel je je als een vis in het water?
6.    Wat gaat voor jou “vanzelf” (en lijkt voor een ander bijzonder)?
7.    Wat geeft jou energie?
8.    Voor welk probleem ben jij de oplossing?
9.    Wat is het beste advies dat je ooit gekregen hebt (qua inzetten van je talent)?
10.  Wanneer ben jij succesvol?
 


 
 


maandag 4 februari 2013

Informatie over eetstoornissen voor ervaringsdeskundigen

 

Wie met eetstoornissen in aanraking is geweest treedt een bijzondere wereld binnen. Naast ellende, verdriet en domweg overleven zijn er ook bijzondere kwaliteiten die mensen met eetstoornissen ontwikkelen. Zoals het mysterieuze 'decodeergedrag', het vermogen anderen en situaties snel te kunnen 'lezen'. De soms hoge sociale intelligentie die tegelijk ontwikkelt met de neiging om je te veel door andere mensen te laten beïnvloeden.
Hoe kom je hier achter? Hoe ontrafel je ingewikkelde gebeurtenissen en soms moeilijk terughaalbare ervaringen het best? Ervaringsdeskundigheid lijkt hier een belangrijke kwaliteit. Zowel de ervaring als jezelf eetstoornissen hebt, alsook de ervaring als je intens omgaat met iemand die aan eetstoornissen lijdt.
Verschillende deuren vormen een ingang tot het ogenschijnlijk niet-inneembare fort 'eetstoornissen'. Spelen interne biologische processen een rol? Waarom ontwikkel je die merkwaardige gedragingen, juist op die tijdstippen? Wat leert de omgang met anderen je? Waar kan ik op bedacht zijn als ik toe ben aan een intieme relatie? En is een relatie eigenlijk wel voor me weggelegd?
Wil je meer zicht op al deze dingen en meer informatie hoe dit te doen? Misschien ook handvatten om anderen hierbij te helpen, zij het als ervaringsdeskundige, zij het als professioneel hulpverlener?
Dit boek kwam voort uit een wederzijds lange en nauwe samenwerking tussen Ixta Noa (voorheen ZieZo) en Frans Leenders, auteur van dit boek.
Colofon:
isbn: 9789088503368 · 2012, 1ste druk · paperback - 232p. · prijs: € 24.90
uitgeverij: SWP

 
Ouders als bondgenoot
Help je kind met een eetstoornis volgens de Maudsley-methode
Als je een opgroeiend kind hebt dat tekenen van een eetstoornis vertoont, hoop je misschien dat ze, door het juiste mengsel van liefde, aanmoediging en ouderlijk gezag, dit gedrag zal opgeven. Was het maar zo gemakkelijk. Je dochter beweert stellig dat het 'alleen maar een dieet' is dat ze volgt maar ze lijkt steeds meer op een geraamte. Je zoon doet zo veel aan fitness dat hij geen tijd heeft om te eten en voor andere dingen. Je bent vertwijfeld en weet niet meer wat je moet doen.
Wat het nog erger maakt is dat er bij sommige behandelingen van wordt uitgegaan, dat jij op de een of andere manier hebt bijgedragen aan het probleem. En deze hulpverleners willen niet dat jij als ouder meehelpt om het probleem op te lossen - het wordt je letterlijk verboden. 'Bemoei je er niet mee', waarschuwen ze. Maar als je moet toekijken hoe jou kind worstelt met een levensbedreigende ziekte, voel je toch diep in je hart dat je iets moet doen, dat je wilt bijdragen aan het herstel van de gezondheid van je kind!
Gelukkig staat de wetenschap tegenwoordig aan jou kant. Door de uitgangspunten van de gezinsgeoriënteerde aanpak van de schrijvers van dit boek toe te passen, kun je je dochter of zoon helpen in de strijd om gezond te blijven. Wetenschappelijk onderzoek in het beroemde Maudsley Hospitaal in Londen en de behandeling van tieners in de praktijk van deze beide artsen, maar ook in tal van centra voor eetstoornissen in Nederland en Vlaanderen, tonen aan dat ouders een belangrijke rol kunnen spelen. Als ouders op tijd ingrijpen, op de hoogte blijven van en deelnemen aan de behandeling, stijgt de kans dat hun kind de eetstoornis voorgoed overwint aanzienlijk.
Het overwinnen van een eetstoornis is niet eenvoudig; een volledige genezing zal veel tijd vragen en terugval komt veel voor. Maar of je kind nu al onder behandeling is, of dat je net begint te vermoeden dat je kind iets mankeert: doe er meteen iets aan. In dit boek lees je, wat je kunt doen.

Auteur:Dr. James Lock en Dr. Daniel Le Grange
Uitgeverij:Ekklesia - 2011
ISBN:9 789075 569551

zaterdag 2 februari 2013

Visietekst ervaringsdeskundigheid

Onlangs stelde het Overlegplatform Geestelijke Gezondheidszorg Provincie Antwerpen vzw (OGGPA) haar visietekst over "Ervaringsdeskundigheid" voor.
Hierin lees je meer over:
- wat het belang is van de hertselvisie
- wat het verschil is tussen een ervaringsdeskundige en het beroep van begeleider in de GGZ met ervaringsdeskundigheid (BGE) volgens dit overlegplatform. 


Je kan de visietekst hier lezen.