Op zondag 29 september 2013 organiseerde AN-BN de eerste Vlaamse Dag tegen Eetstoornissen. Al onze vrijwilligers en ervaringsdeskundigen hebben op die dag de handen uit de mouwen gestoken en het beste van zichzelf laten zien.
Heb je zelf interesse om een vormingstraject bij AN-BN te volgen?
Dan kan je jouw interesse kenbaar maken per mail. In november 2013 zullen we opstarten met een nieuwe opleiding. We hopen daarmee vooral ook mensen uit andere provincies te bereiken, zodat we ook daar met kleine zelfhulp-initiatieven kunnen starten!
Heb je zin om jouw ervaringen in te zetten om: lotgenoten te ondersteunen in hun herstelproces, ouders of partners bij te staan in hun proces, mensen te informeren over eetstoornissen,...?
Heb je zelf een eetstoornis (gehad) of ben je familie van iemand met een eetstoornis(verleden)?
Dan ben je van harte welkom om jouw interesse kenbaar te maken!
Dat kan ook via een e-mail naar els@anbn.be
Je wordt dan uitgenodigd voor een kennismakingsgesprek. We verwachten dat mensen met een eetstoornis door de huisarts goedkeuring krijgen om deel te nemen aan het vormingsproject en we verwachten ook dat personen met een eetstoornis en naasten zelf al een aantal stappen hebben gezet in het aanvaardings- en herstelproces. Je hoeft dus niet "volledig hersteld" te zijn, maar wie nog te diep in de eetstoornis vastzit willen we vooral aanmoedigen om eerst voor zichzelf te zorgen en op een later tijdstip opnieuw contact op te nemen.
Voorlopige planning
Sessie 1: 23/nov
Sessie 2: 30/nov
Sessie 3: 14/dec
Sessie 4: 11/jan
Sessie 5: 25/jan
Sessie 6: 8/feb
Sessie 7: 22/feb
Sessie 8: 8/mrt
Sessie 9: 22/mrt
Sessie 10: 29/mrt
zaterdag 13 juli 2013
vrijdag 3 mei 2013
En wat nu?!
De opleiding mag dan wel afgelopen zijn,
dat wil nog niet zeggen dat het vormingstraject al ten einde gelopen is!
De "afgestudeerden" zetten hun eerste of verdere stappen:
- in het begeleiden van activiteiten (vb. een nieuwe praatgroep op de derde zaterdag van de maand, vb. een praatcafé voor partners),
- in het als ervaringsdeskundige spreken voor een groep (vb. voor de behandelgroep langdurige eetstoornissen in Kortenberg),
- in het begeleiden van forumgesprekken, chats en telefoongesprekken,
- in het voorbereiden van de Dag tegen Eetstoornissen (vb. als "ouders van" of als "ambassadeur"),
- in het geven van interactieve en informatieve lezingen voor KVLV (op 22 mei nog in Ingelmunster),
- ...
Zo doorlopen zij elke keer opnieuw een leerproces, volgens de leercyclus van Kolb:
- een ervaring opdoen
- erover reflecteren
- leerervaringen abstract maken en tips formuleren voor volgende keren
- een nieuwe ervaring opdoen en een tip uitproberen (en dan kunnen we weer opnieuw beginnen reflecteren en is de cyclus rond)
Daarnaast zullen we op regelmatige basis samenkomen.
- Op 15 mei bereiden we samen de Dag tegen Eetstoornissen verder voor op de medewerkersbijeenkomst (waar ook altijd de gelegenheid is om dringende problemen te bespreken). Deze bijeenkomsten worden tweemaandelijks georganiseerd (met afwijkingen in de zomervakantie).
- Op 22 juni organiseren we een intervisie, waarbij we stilstaan bij de ervaringen tot dan toe, wat loopt goed, waar wil men samen over nadenken, wat kunnen we leren van elkaar,...?
zaterdag 27 april 2013
Evaluatie
Hoe evalueren deelnemers de opleiding "ervaringsdeskundige eetstoornissen"? Overall: grote onderscheiding!…terkdoorvrijwilligerswerk.blogspot.be/2013/04/sessie…
— elsverheyen (@verheyenels) 27 april 2013
Evaluatieboom: op voorhand
Evaluatieboom: nadien
De
opleiding werd over het algemeen als zeer positief geëvalueerd door de 9
deelnemers van deze laatste sessie.
(Gemiddelde
scores op 5, met 1 = onvoldoende en 5 = zeer goed)
4,88/5 Hoe aangenaam vond je de opleiding?
4,77/5
Hoe beoordeel je de begeleiding
van de opdrachten?
4,55/5
Hoe beoordeel je de begeleiding
van de groepsprocessen?
4,77/5 Hoe beoordeel je de inhoud?
4,11/5
Ik heb het gevoel dat deze
opleiding me heeft voorbereid op mijn taken als
vrijwilliger.
4,77/5
Had je het gevoel dat de tijd
zinvol besteed werd?
4,63/5
Hoe beoordeel je de keuzevrijheid
(sessie 5-10: zelf te kiezen)?
4,88/5
Hoe beoordeel je de begeleidende
documenten (infobundel)?
4,66/5
Hoe beoordeel je de weblog als
extra en externe communicatie?
4/5
Wat vond je van de locatie?
4,88/5
Voldeed de opleiding aan je
verwachtingen?
5/5 Zou je anderen deze opleiding
aanraden?
We
onthouden één tip, één aandachtspunt en één “te bewaren element” voor een
volgende editie van deze opleiding.
Tip (rood): bij de sessie over chatten was het zinvol geweest om
een concrete opdracht mee te geven op het moment dat de groep het chatten kon
uitproberen, vb. door elke groep een “rol” mee te geven, zodat er een echte
simulatie van een chatgesprek gedaan kon worden.
Aandachtspunt (rood): de zetels zitten niet voor iedereen
goed en zijn niet altijd zo concentratiebevorderend.
Te
bewaren (geel): in de
syllabus hoeft er niets te veranderen. De inhoud is goed opgebouwd, zinvolle
onderwerpen, goede afwisseling tussen theorie en praktijk, gebruik van kleuren
en afbeeldingen,…
De
volgende aspecten werden als sterke
punten benoemd door de groepsleden.
Begeleiding:
openheid, enthousiasme, toegewijd, interactief, punctualiteit, duidelijkheid
(op maat, goede aandachtsverdeling binnen de groep)
Inhoud:
lay-out van de begeleidende teksten, duidelijk verstaanbare taal, essentie
(geen uitgebreide theoretische uiteenzettingen, maar to the point),
professioneel, aanvullingen van theorie met ervaring
Werkvormen:
kleine groepjes, gebruik van gekleurde mapjes (om groepen in te delen bij de
eerste sessie, zodat we niet zelf moesten kiezen), afwisseling, gebruik van
mailing en van weblog, educatief verantwoord
Groepsprocessen: enthousiasme (van de groep, iedereen
werkte goed mee), verbondenheid, openheid, ruimte voor inspraak, diversiteit in
groepssamenstelling (de verschillende perspectieven werden als verrijkend
ervaren)
Sessie 10: hulpverlening en ervaringsverhalen
1.
Hulp bij eetstoornissen
Wanneer we in gesprek gaan met
personen met een eetstoornis of met familieleden of partners van personen met
een eetstoornis, kan het zinvol zijn om te weten hoe hulp bij eetstoornissen in
het algemeen verloopt. We hebben in sessie 6 overlopen welke hulpmogelijkheden
er zijn. Zo weten we dat bij boulimia nervosa de evidence based therapie bij
uitstek de cognitieve gedragstherapie is en dat bij kinderen en jongeren onder
de 18 jaar de systeemtherapie goede resultaten behaalt. Toch blijken deze
therapievormen niet voor iedereen tot herstel te leiden. Dit heeft o.a. te
maken met de klik tussen hulpverlener en cliënt(systeem), maar ook of het
gebruikte denkkader wel aansluit bij de visie van de cliënt of dat de werkwijze
aansluit bij wat het tempo of de verwachtingen van de cliënt.
Persoonlijke ervaringen kunnen daarom
deze algemene informatie wel wat nuanceren en verrijken. Om die reden zullen we
in het eerste deel van deze sessie ervaringen uitwisselen over soorten
hulpverlening en hoe dit verlopen is en ervaren werd door verschillende
betrokkenen.
Ambulante hulp
·
CGG (Centrum Geestelijke
Gezondheidszorg) – DAGG (Dienst Ambulante Geestelijke Gezondheid)
Na
doorverwijzing is de intake gratis. Verdere gesprekken zijn 11€ (verminderd
tarief is mogelijk voor mensen met een beperkt budget, vb. mensen die leefloon
ontvangen).
Ander voordeel: multidisciplinair team (psychiater – psycholoog – sociaal werker), wat betekent dat er casusbesprekingen gebeuren en dat gekeken wordt wie de cliënt het beste kan begeleiden. Ook wanneer er hulp voor vb. kinderen nodig is, kan daarop ingespeeld worden.
Ander voordeel: multidisciplinair team (psychiater – psycholoog – sociaal werker), wat betekent dat er casusbesprekingen gebeuren en dat gekeken wordt wie de cliënt het beste kan begeleiden. Ook wanneer er hulp voor vb. kinderen nodig is, kan daarop ingespeeld worden.
Nadeel:
wachtlijsten, niet in elk team een gespecialiseerde hulpverlener.
·
Huisarts of kinderarts: huisarts is niet altijd voldoende
opgeleid en zou best doorverwijzen als hij merkt dat een problematiek zijn
expertise te boven gaat. Een kinderarts die goed op de hoogte is van alle
mogelijke consequenties bij jonge kinderen is aanbevolen. Arts kan bloedwaarden
opvolgen, o.a. voor elektrolyten, glucosewaarden,…
·
Psycholoog: vb. GGGGG-schema’s (Gebeurtenis,
gedachten, gevoelens, gedrag, gevolg), eetdagboek bijhouden, een brief
schrijven naar de eetstoornis,…
·
Diëtist/Voedingsdeskundige: eetdagboek bespreken, tips geven wat
men de komende periode eens zou kunnen uitproberen, best ook een aangepast
programma (geen gewoon schema geven en dan vb. alle “lightproducten” schrappen)
·
(Medisch) Psychotherapeutisch Centrum
in Leuven:
psychologen (in opleiding) werken samen met de studenten-huisartsen.
·
Polikliniek, vb. in Gent of in Kortenberg (op
gesprek gaan, zoals bij een psycholoog)
·
Inloophuis of Inloopmobiel
·
Centrum Algemeen Welzijnswerk (CAW): overkoepelende organisatie die
laagdrempelige hulp aanbiedt, niet gespecialiseerd, maar kan wel een goede opstap
zijn en echt op maat gemaakte hulp bieden en zoeken naar doorverwijzing.
Hieronder horen o.a. JAC (Jongeren Advies Centra), Volwassenenonthaal,
Slachtofferhulp, Vluchthuizen, Begeleid Zelfstandig Wonen,…
Bedenkingen:
·
Een
goede mix tussen werken aan eetpatroon en werken aan onderliggende problemen
(o.a. faalangst, controledwang, zwart-wit-gedachten, perfectionisme, emoties
leren uiten, opkomen voor zichzelf,…) is belangrijk. Maar wat goed is voor de
ene, past niet goed bij de andere.
·
Testen:
Testen die peilen naar de eetstoornis worden niet vaak gebruikt. Vooral in
universitaire klinieken of centra worden dergelijke testen gebruikt (o.a. voor
onderzoek naar de werkzaamheid van de programma’s). Daarnaast is er wel een
tendens waar te nemen dat er meer gebruik gemaakt van patiëntenfeedback en van “monitoringsystemen”.
Dit zijn eigenlijk programma’s die je kan invullen om aan te duiden op welke
punten er verbetering optreedt en wat je vindt van de therapie. Op die manier
kan een therapeut/hulpverlener ook zijn technieken of tempo aanpassen aan de
cliënt.
·
Psycholoog
& diëtist: dit kan een zinvolle tandem zijn, als ze elkaar goed aanvullen.
Wel is belangrijk dat ieder weet wat zijn bijdrage is en waar de job van de
andere hulpverlener begint.
Residentiële hulp
(opname)
Verschil
met ambulante hulp:
·
Kennis
is veel gespecialiseerder
·
Betere
opvolging, minder “om de tuin leiden” (of voor de gek houden), wellicht ook
omdat er meer contact is en er dus minder kans is om de hulpverlener om de tuin
te leiden…
·
Verschillende
therapievormen in één aanbod, waardoor er voor elk wat wils kan zijn.
·
Elke
setting heeft andere regels over vb. of je mag kiezen wat je als broodbeleg
neemt, over weegmomenten,…
·
Veel
gebeurt in groep. Het kan moeilijk zijn als er grote leeftijdsverschillen zijn
in de opnamegroep (vb. als je samenzit met mensen die zo oud zijn als je eigen
kinderen)
2.
Ervaringsverhalen deskundig maken
In sessie 2 kregen we de opdracht om
aan de slag te gaan met ons eigen ervaringsverhaal. Dit hebben we in sessie 3
besproken in groepen, waarbij andere groepsleden feedback mochten geven of
extra vragen konden stellen.
Hoe kan je nu meer algemene informatie
of gedeelde ervaringskennis over eetstoornissen verwerken in je persoonlijke
verhaal? Want een ervaringsverhaal dat je bijvoorbeeld brengt voor een groep
studenten, hulpverleners of lotgenoten, is meer dan enkel vertellen over jouw
persoonlijke ervaringen. Je verweeft er ook de kennis in die we hebben opgepikt
uit de verhalen van anderen of die we kennen uit onderzoeken naar
eetstoornissen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de kennis uit de opleiding “Als
eten een obsessie wordt”, vb. op welke leeftijd komen eetstoornissen het meest
voor, hoeveel % herstelt, wat heeft de omgeving nodig, welke risicofactoren
zijn er,…?
Kennis
die verwerkt kan worden in een ervaringsverhaal, volgens de deelnemers:
·
De
zoektocht naar de gepaste hulp verloopt moeizaam. Soms ervaren mensen dat het
van het toeval afhangt, of een kwestie is van goed geluk dat je bij een goede
hulpverlener terecht komt.
·
Luister
naar je gevoel. Als je het gevoel hebt dat iets niet goed loopt, kaart dit dan
aan of ga op zoek naar andere hulp.
·
De
integratie van verschillende deelaspecten dreigt spaak te lopen. Mensen kunnen
ervaren dat hulpverleners elk op hun terrein werken, maar niet met elkaar
communiceren, waardoor belangrijke informatie over het hoofd gezien wordt, of
waardoor er geen duidelijk “plan van aanpak” is. Andere mensen kunnen ervaren
hoe vervelend het is dat hulpverleners elk vanuit hun specialiteit naar hen
kijken: de ene bekijkt enkel de eetstoornis, de ander enkel de
persoonlijkheidsproblemen, nog een ander enkel de financiële problemen,… Op die
manier voel je je een diagnose of een etiket, en heb je het gevoel nergens als “volwaardige
mens” gezien te worden.
·
Tips
voor hulpverleners: duidelijk zijn (in communicatie, in afspraken, in
verwachtingen,…), neem de persoon ernstig (wimpel hem niet zomaar af met zijn
zorgen), probeer je voor te stellen hoe het is om op de andere stoel te zitten
en vanuit een afhankelijke positie hulp te moeten vragen
·
Familiebetrokkenheid
en de context betrekken is een aandachtspunt: mensen uit de context weten soms
niet wat zeggen of doen (goedbedoeld) heel vervelende uitspraken (“bij mij zou
het niet waar zijn”), wat heb je gemist, wat zou je graag in de plaats hebben,
expliciteer wat je wel/niet verwacht,… Als familieleden draag je zorg voor de
persoon met een eetstoornis. Dit betekent dat er ook heel wat vragen zijn, vb.
over heel concrete situaties in de dagelijkse thuissituatie: hoe ga ik hier nu
weer mee om? Anderzijds is er de neiging om familie weinig bij de behandeling
te betrekken, eens mensen 18 jaar geworden zijn. Het verschil tussen
minderjarige en meerderjarige kinderen is erg opvallend. Toch leunen ook
volwassen kinderen vaak op hun ouders: kan er gezocht worden naar manieren
waarop deze familieleden steun kunnen bieden, met het recht op privacy in het
achterhoofd?
·
Algemene
feiten: beginleeftijd (bij AN begint de eetstoornis gemiddeld tussen 16 en 19
jaar; BN begint gemiddeld tussen 19 en 25 jaar), duur eetstoornis (gemiddeld
7,5 jaar, spreiding tussen 6 maand en 30 jaar), 50% ervaart een herval na
opname, 50% herstelt, 30% verbetert maar houdt problemen en 20% blijft
langdurig ziek. Welke soort eetstoornis had je (is er eventueel een evolutie in
gekomen)? Hoe wordt dit in de DSM omschreven? …
·
Psycho-educatieve
elementen: vb. over onderliggende thema’s (perfectionisme, angst, zwart-wit-gedachten,
schuldgevoelens,…) of over risicofactoren (vb. we weten dat er 3 grote groepen
zijn, nl. biologische, psychologische en omgevingsfactoren: hoe hebben die bij
jou meegespeeld in het doen ontstaan van de eetstoornis?)
·
Tips
meegeven: motivatie is erg belangrijk (als je zelf niet wil, dan verandert er
niets, maar motivatie kan wel wisselvallig zijn è hoe kan je gemotiveerd blijven?);
herstel is een proces (het komt er niet zomaar, het gaat met vallen en opstaan,
het vraagt dat je leert uit ervaringen,…)
·
Mythes
ontkrachten: welke uitspraken heb je wel eens gehoord of meegemaakt die je wil
tegenspreken? Vb. “eet toch gewoon een boterham meer” (het is geen kwestie van “gewoon
doen”, eetstoornissen zitten veel complexer in elkaar dan dat)
donderdag 18 april 2013
Sessie 9: Omgaan met de media - Ambassadeurswerking
1. OMGAAN MET DE MEDIA
Je kan de brochure hier nalezen:
Eetstoornissen in beeld gebracht - Richtlijnen voor een doordacht mediabeleid
(opgesteld met de medewerking van personen met een eetstoornis en hun familieleden)
De media worden vaak met de vinger gewezen wanneer het gaat over eetstoornissen.
Vanuit AN-BN zien we echter ook dat het communiceren over de problematiek net zo goed op een genuanceerde, onderbouwde en respectvolle manier kan gebeuren en dat we daarmee heel wat mensen kunnen bereiken. Dit kan ertoe leiden dat mensen toch sneller hulp zoeken, waardoor ze hun kansen op volledig herstel vergroten.
· Inzicht vergroten in de complexiteit van oorzaken, risico’s en gevolgen van eetstoornissen
· De kennis van mensen vergroten, zodat signalen sneller herkend worden (= preventie)
· De discussie over eetstoornissen op het publieke forum brengen, zodat het idee dat eetstoornissen een marginaal of futiel fenomeen zijn onderuit gehaald kan worden
· Oproepen tot het ontwikkelen van betere en gepastere behandelingen en tot meer onderzoek
· Contactinformatie verspreiden, zodat mensen in een zo vroeg mogelijk stadium hulp kunnen zoeken en meteen op een goede plaats opgevangen kunnen worden
· Adviezen formuleren voor personen met een eetstoornis, hun familieleden en voor wie risico loopt op het ontwikkelen van psychische stoornissen
· De hoopvolle boodschap helpen verspreiden dat herstel van eetstoornissen mogelijk is, dankzij goede behandeling en ondersteuning
Om journalisten en reporters te ondersteunen bij het informeren over eetstoornissen ontwikkelde AN-BN een brochure met mediarichtlijnen. Dit zijn suggesties op basis van onderzoek en op basis van ervaringen van mensen met een eetstoornis én van hun familieden. Samen hebben we dit opgesteld, om te vertellen wat voor onze doelgroepen moeilijke berichten zijn om te lezen of zien en welke boodschappen helpend kunnen zijn.
2. AMBASSADEURS
Op de Dag tegen Eetstoornissen zullen enkele Ambassadeurs zich inzetten om volgens deze richtlijnen hun ervaringsverhaal te brengen.
Ambassadeurs zijn ervaringsdeskundigen die hun ervaringen willen inzetten om niet enkel naar lotgenoten toe, maar ook naar de bredere samenleving toe te helpen bij een juiste beeldvorming over eetstoornissen.
Je kan de brochure hier nalezen:
Eetstoornissen in beeld gebracht - Richtlijnen voor een doordacht mediabeleid
(opgesteld met de medewerking van personen met een eetstoornis en hun familieleden)
De media worden vaak met de vinger gewezen wanneer het gaat over eetstoornissen.
Vanuit AN-BN zien we echter ook dat het communiceren over de problematiek net zo goed op een genuanceerde, onderbouwde en respectvolle manier kan gebeuren en dat we daarmee heel wat mensen kunnen bereiken. Dit kan ertoe leiden dat mensen toch sneller hulp zoeken, waardoor ze hun kansen op volledig herstel vergroten.
Wanneer eetstoornissen op een
respectvolle en genuanceerde manier in beeld gebracht worden kan dit volgende positieve effecten hebben:
·
Het
stigma op psychische problemen in vraag helpen stellen en doorbreken· Inzicht vergroten in de complexiteit van oorzaken, risico’s en gevolgen van eetstoornissen
· De kennis van mensen vergroten, zodat signalen sneller herkend worden (= preventie)
· De discussie over eetstoornissen op het publieke forum brengen, zodat het idee dat eetstoornissen een marginaal of futiel fenomeen zijn onderuit gehaald kan worden
· Oproepen tot het ontwikkelen van betere en gepastere behandelingen en tot meer onderzoek
· Contactinformatie verspreiden, zodat mensen in een zo vroeg mogelijk stadium hulp kunnen zoeken en meteen op een goede plaats opgevangen kunnen worden
· Adviezen formuleren voor personen met een eetstoornis, hun familieleden en voor wie risico loopt op het ontwikkelen van psychische stoornissen
· De hoopvolle boodschap helpen verspreiden dat herstel van eetstoornissen mogelijk is, dankzij goede behandeling en ondersteuning
Om journalisten en reporters te ondersteunen bij het informeren over eetstoornissen ontwikkelde AN-BN een brochure met mediarichtlijnen. Dit zijn suggesties op basis van onderzoek en op basis van ervaringen van mensen met een eetstoornis én van hun familieden. Samen hebben we dit opgesteld, om te vertellen wat voor onze doelgroepen moeilijke berichten zijn om te lezen of zien en welke boodschappen helpend kunnen zijn.
2. AMBASSADEURS
Op de Dag tegen Eetstoornissen zullen enkele Ambassadeurs zich inzetten om volgens deze richtlijnen hun ervaringsverhaal te brengen.
Ambassadeurs zijn ervaringsdeskundigen die hun ervaringen willen inzetten om niet enkel naar lotgenoten toe, maar ook naar de bredere samenleving toe te helpen bij een juiste beeldvorming over eetstoornissen.
Profiel van
Ambassadeurs:
• over goede mondelinge
communicatievaardigheden beschikken
• jouw ervaringsverhaal op een constructieve manier kunnen inzetten
• vorderingen gemaakt hebben in jouw eigen herstelproces, zodat je enige
afstand hebt ingebouwd om over je persoonlijke ervaringen te vertellen
• uit de anonimiteit willen komen om aanspreekpunt te zijn voor lotgenoten,
infosessies of pers
• een basiskennis hebben van telefonische en/of mailvaardigheden
• een enthousiaste, zelfzekere uitstraling hebben
• goed voor jezelf kunnen zorgen, jezelf kunnen beschermen (afschermen) en
assertief zijn zodat je kan omgaan met druk van journalisten
• mensen kunnen motiveren, vanuit je ervaringsdeskundigheid
• je voor een periode bij AN-BN willen engageren voor vrijwilligerswerk
donderdag 11 april 2013
Sessie 8: preventie bij eetstoornissen - do's and don'ts
Inleiding
Diëten lijdt niet altijd tot
eetstoornissen. Toch blijkt het een belangrijke voorspellende factor te zijn,
aangezien aangenomen wordt dat de meeste mensen met een eetstoornis ooit
begonnen zijn met ongezonde lijnpogingen. De behandeling (= curatie) en nazorg
van eetstoornissen zijn pas de laatste fasen van een heel ontwikkelingsproces.
Ook voordien al zijn er mogelijkheden om de kans op het ontwikkelen van
eetstoornissen te verminderen. Hier kunnen zowel preventieve acties als
sensibilisering een rol bij spelen.
Sensibilisering richt zich op het
gevoelig maken van de algehele bevolking, terwijl preventie zich richt op het
voorkomen van problemen. Toch zien we vaak dat sensibiliseringscampagnes ook
als doel hebben om problemen (vb. ongelukken in het verkeer,
kindermishandeling, zelfdoding,…) te voorkomen.
1. Wat is preventie bij eetstoornissen?
Preventie wil in het algemeen
zeggen dat we doelbewuste acties ondernemen de invloed van risicofactoren terug
te dringen en om te reageren wanneer er problemen ontstaan, om te vermijden dat
het nog erger wordt. Eetexpert.be raadt op basis van een analyse van artikels
aan om preventie van eet- en gewichtsproblemen te laten samengaan. Er bestaan
twee manieren om preventie in te delen.
1.1.
Preventie
volgens moment in het probleemontwikkelingsproces
De eerste manier deelt preventie in volgens het moment in het ontwikkelingsproces van
problemen: primaire, secundaire en tertiaire preventie.
Primaire preventie bestaat uit acties die problemen kunnen
voorkomen. Zo hingen er in vele toiletten tips voor handhygiëne om te vermijden
dat je met de (vogel)griep zou besmet worden. Wat betreft eetstoornissen kunnen
we denken aan het aanleren van vaardigheden en houdingen waardoor jongeren veel
weerbaarder worden tegen de risico’s van eetstoornissen (vb. zelfwaardering,
kritisch zijn tegenover media, copingvaardigheden, aanleren van gezond eet- en
beweeggedrag,…). Je kan hier ook denken aan sensibilisering van ouders of
studenten-hulpverleners over wat de signalen, risico’s, gevolgen,… van eetstoornissen
zijn.
Een ander voorbeeld van een sensibiliseringscampagne en van primaire
preventie is de campagne “Goed in je vel, dat voelt beter” van Minister
Vandeurzen. Deze campagne zet in op het leren van de bevolking wat gezonde
voeding is en wat gezond bewegen is.
Secundaire preventie wil zeggen dat men acties onderneemt om
risico’s zo snel mogelijk op te sporen. Denk hierbij aan de preventie van
melanomen (huidkanker) of het uitstrijkje bij vrouwen om baarmoederhalskanker
vroegtijdig te kunnen opsporen. Wat betreft eetstoornissen zou je kunnen denken
aan het medisch en psychologisch onderzoek dat gebeurt via de Centra voor
Leerlingenbegeleiding. Ook het feit dat huisartsen en andere hulpverleners
opleiding kunnen krijgen rond eetstoornissen, om ze sneller te leren herkennen,
kan je onder secundaire preventie plaatsen.
Tertiaire preventie is het aanmoedigen van acties om te vermijden
dat problemen opnieuw kunnen optreden. Wie een hartinfarct heeft gehad krijgt
tips voor een gezondere levensstijl om te vermijden dat hij opnieuw een infarct
zou krijgen. Bij eetstoornissen kan je denken aan hervalpreventie: vermijden dat iemand opnieuw in de eetstoornis
hervalt, na een periode van herstel.
1.2.
Preventie
volgens doelgroep
Daarnaast kunnen we ook
verschillende vormen van preventie onderscheiden, afhankelijk van de doelgroep waarop de preventie zich
richt: universele preventie, selectieve preventie, geïndiceerde preventie en
zorg-gerelateerde preventie.
· Universele
preventie
Universele preventie richt zich
op de gehele bevolking, of op de hele groep jongeren in het algemeen, zonder
onderscheid te maken tussen jongens en meisjes of tussen jongeren die meer of
minder risico lopen. Het doel is om te vermijden dat problemen zich zullen
ontwikkelen.
Goede universele preventie van
eetstoornissen richt zich op het ontwikkelen van beschermende factoren. Dit
zijn factoren die mensen beschermen of weerbaarder maken tegen het ontwikkelen
van psychische problemen in het algemeen en eetstoornissen in het bijzonder.
Wanneer enkel psycho-educatie
wordt aangeboden (Wat zijn eetstoornissen, wat zijn de signalen, risico’s etc.)
blijkt dat weinig effect te hebben. Maar
we weten nu wel uit meta-analytisch onderzoek (Shaw, Stice en Becker, 2009) dat
universele preventie best bestaat uit interventies die inspelen op:
lichaamstevredenheid (body acceptance), de introductie van cognitieve
dissonantie (wat is er eigenlijk allemaal zo “slecht” aan de mediabeelden die
we dagelijks over ons heen krijgen?), het vergroten van zelfwaardering,
copingvaardigheden (hoe omgaan met stress), sociale vaardigheden,
emotieregulatie, het leren kennen van hulpbronnen, groeipijnen (het is normaal
om onzeker te zijn), leren omgaan met groepsdruk van leeftijdsgenoten,…
Cognitieve dissonantie gaat er
van uit dat als we jongeren leren om heel kritisch te kijken naar het
slankheidsideaal, door argumenten tégen dit ideaal te zoeken, dat ze dan ook
hun gedrag en houding zullen aanpassen.
In Vlaanderen kennen we bijvoorbeeld de vele opdrachten die ontwikkeld
werden onder de naam “Op het bot”.
De opdrachten kunnen gebruikt worden door leerkrachten of opvoeders. Bij elke
opdracht is goed vermeld voor welke leeftijdsgroep het materiaal of de opdracht
ontwikkeld is, hoeveel tijd en welk materiaal men nodig heeft en wat de
doelstellingen zijn. De opdrachten richten zich op: zelfbeeld, schoonheidsideaal en groeipijnen.
De psychologische theorie van de cognitieve dissonantie zien we o.a.
terugkomen in de opdrachten rond het schoonheidsideaal, vb. Waarom denk je dat
Ken en Barbie er zo uitzien? Denk je dat we beïnvloed worden door de vormen van
het speelgoed waar we mee spelen? Als je een aantal tijdschriften analyseert op
het soort advertenties dat er in staat, wat kan je dan zeggen over de eisen die
aan jongens en meisjes gesteld worden?
Dove ontwikkelde een pakket “Goed
in je vel” (vroeger BodyTalk genoemd). Dit is bedoeld voor meisjes tussen
11 en 14 jaar. Er is ook een pakket toegevoegd voor moeders en dochters tussen
8 en 11 jaar, omdat ook het inschakelen van een rolmodel zinvol kan zijn voor
selectieve preventie. Bovendien blijkt ook dat het lijngedrag van moeders een
groot effect heeft op de lichaamsbeleving van jonge meisjes.
·
Selectieve
preventie
Selectieve preventie is gericht
op een doelgroep die een verhoogd risico heeft om problemen te ontwikkelen. Als
we het hebben over eetstoornissen zou dat bijvoorbeeld de groep meisjes tussen
11 en 14 jaar die al heel sterk met lijngedrag bezig zijn.
Uit een meta-analyse van Stice en
Shaw (2004) bleek dat preventie bij eetstoornissen de beste resultaten haalt indien: er aan selectieve preventie
gedaan wordt, bij meisjes die verhoogd risico vertonen, die ouder dan 15 jaar
zijn en die interactief benaderd worden. Meerdere sessies zijn aan te raden en
het is af te raden om psycho-educatie te geven (geen informatie over de
eetstoornis). Ook in een volgende meta-analyse spreken Shaw, Stice en Becker
(2009) erover dat selectieve preventieprogramma’s bij jongeren die een hoger
risico vertonen betere resultaten hebben in het vermijden van verstoord
eetgedrag. Zij vermoeden dat het te maken heeft met het feit dat de deelnemers
aan deze programma’s al meer gemotiveerd zijn om iets te doen aan de stress die
ze ervaren rond vb. lichaamsontevredenheid of negatieve gevoelens. Ook heel wat
universele preventieprogramma’s bleken positievere resultaten te halen bij
jongeren die een verhoogd risico hadden.
· Geïndiceerde
preventie
Deze soort preventie richt zich
niet op een groep, maar op individuele personen die een verhoogd risico
vertonen. Hierbij wordt geprobeerd om via vroegtijdig ingrijpen of behandelen
te voorkomen dat de problemen zich (verder) ontwikkelen.
We zouden hierbij kunnen denken aan het internetprogramma Featback:
jongeren die een beginnende eetstoornis hebben kunnen hier terecht voor tips en
ondersteuning om te vermijden dat ze in therapie moeten of opgenomen moeten
worden. (Indien de problemen toch ernstig blijken te zijn worden deze jongeren
natuurlijk wel doorverwezen voor verdere hulp.)
· Zorg-gerelateerde
preventie
Deze soort preventie leunt sterk
aan bij curatie (= behandeling). Het doel is hier niet genezing, maar wel om de
persoon te ondersteunen in zijn zelfredzaamheid, om de ziektelast te
verminderen of om erger te voorkomen. We kunnen hierbij denken aan mensen met
vb. diabetes die opgevolgd worden om de lasten van hun aandoening te beperken
en om te vermijden dat er complicaties optreden.
Hierbij kunnen we denken aan de dagbehandeling van de langdurige
eetstoornisgroep in Kortenberg. Het doel is hier niet om te werken aan het
“genezen” van de eetstoornis, maar wel om de invloed van de problemen die een
langdurige eetstoornis met zich meebrengen zoveel mogelijk in te dijken. Dit
kan een tussenfase zijn in de weg naar volledig herstel, maar ieder kan dit op
eigen tempo doen. We merken op dat het verschil tussen dit soort preventie en
behandeling erg onduidelijk is.
1.3. Wat
wij geleerd hebben uit onderzoek
Primaire/universele preventie
(voorkomen van nieuwe gevallen van eetstoornissen) richt zich best op:
-
Kritisch leren omgaan met media en
mediaboodschappen
-
Leren in vraag stellen van het schoonheidsideaal
-
Extreem lijngedrag vermijden
-
Aanleren van verantwoorde voeding en beweging
-
Verkrijgen van zelfvertrouwen en een positieve
lichaamsbeleving
-
Aanleren van vaardigheden om problemen op te
lossen
Indien dan blijkt dat bepaalde
jongeren reeds problemen vertonen op gebied van lijngedrag of lichaamsbeleving
kan er voor deze specifieke groep gedacht worden aan selectieve preventie. Hierbij zou dan ingezet kunnen worden op het
veranderen van hun kennis, lichaamsbeleving en (lijn)gedrag.
Als ervaringsdeskundigen is het belangrijk om erg voorzichtig te zijn met het
vernoemen van gewichten. We zullen er juist erg de nadruk op leggen dat gewicht
niet alles zegt als het gaat over het inschatten van de ernst van problemen. Daarnaast
moeten we opletten voor de “glamourization” van eetstoornissen. Het kan niet de
bedoeling zijn dat jongeren vooral de boodschap krijgen: een eetstoornis is een
hulpmiddel om om te gaan met moeilijkheden. Wie het moeilijk heeft kan daarin
het signaal horen dat het zoeken van controle op eetgedrag en gewicht zou
“helpen”.
In het verleden werd vaak
gevraagd om getuigenissen te brengen op middelbare scholen. Sinds we weten dat
hierdoor ongewenste effecten kunnen optreden, is AN-BN hiermee gestopt. In 1997
verscheen een artikel dat wel wat stof deed opwaaien (Carter, e.a., 1997) toen
bleek dat jongeren van 13-14 jaar juist meer lijngedrag gingen vertonen nadat
ze een jaar voordien een preventieprogramma volgden dat gericht was op het
verminderen lijngedrag. Ook uit andere onderzoeken bleek dat er ongewenste neveneffecten
kunnen optreden wanneer preventie bij de jongeren zich focust op
probleemgedragingen. Zo weten we uit vroeger onderzoek dat oude
preventieprogramma’s de kennis over probleemgedrag wel vergrootten, maar dat er
eigenlijk niets veranderde aan het eetgedrag van jongeren of aan hun houding
tegenover het slankheidsideaal (Pearson, e.a., 2002).
Wat we wel doen is:
· leerkrachten verwijzen naar materialen waar zij
zelfstandig mee aan de slag kunnen,
· aanmoedigen om op school een gezondheids- en
welzijnsbeleid uit te stippelen en
·
slechts op zeer specifieke vragen ingaan. Zo
gaat de Inloopmobiel naar zogenaamde risicobeurzen voor jongeren uit de laatste
graad van het secundair onderwijs (= ouder dan 15 jaar), waar jongeren leren
waar ze terecht kunnen met verschillende problemen. Verschillende
hulpverleningsinstanties stellen daar hun aanbod voor en leggen uit waarvoor
jongeren en hun omgeving bij hen terecht kunnen.
· sensibilisering van de algemene bevolking door
te informeren over eetstoornissen via lezingen of infosessies (“Als eten een
obsessie wordt”), maar ook door met de Inloopmobiel op beurzen aanwezig te zijn
en mensen kennis te laten maken met de signalen, kenmerken, oorzaken, gevolgen,
soorten,… van eetstoornissen.
·
Opleiding geven aan studenten-hulpverleners of
–zorgverleners: over de signalen, kenmerken, risico’s, gevolgen, beleving,
behandeling, hulpmogelijkheden, stand van zaken in onderzoek, ervaringen van
patiënten en familieleden, zelfhulpmogelijkheden,… Bijvoorbeeld aan studenten
Banaba Geestelijke Gezondheidszorg, studenten Sociale Readaptatie-wetenschappen
(hoe preventief werken?), studenten verpleegkunde, studenten dieet- en
voedingsleer,…
· brochure voor leerkrachten: Zit jij wel in jevel?! Te raadplegen op onze website.
Bronnen bij deze sessie:
www.datvoeltbeter.be
www.dove.be
www.ophetbot.be
www.leefsleutels.be
www.eetexpert.be (visie op preventie, voorbeelden van preventie,…)
www.dove.be
www.ophetbot.be
www.leefsleutels.be
www.eetexpert.be (visie op preventie, voorbeelden van preventie,…)
Werkmap “Jeugd en eetstoornissen – Onderwijs- en
voorlichtingsmateriaal voor het basis- en voortgezet onderwijs” (wordt niet
meer gebruikt)
Werkmap Ziezo: Werkboek voor Gastdocenten –
Handleiding voor het geven van gastlessen over eetstoornissen (wordt niet
gebruikt door AN-BN, wel tips uit te halen: wie kan gastlessen geven, wat moet
je doen bij bepaalde lastige momenten etc.)
Werkmap Ziezo: Werkboek Nazorg – Handleiding voor het
begeleiden van nazorgzelfhulpgroepen voor mensen met een eetstoornis (wordt
gebruikt door AN-BN voor het begeleiden van groepen)
·
Beintner
I, Jacobi C, Taylor C (2012) Effects of an Internet-based prevention programme
for eating disorders in the USA and Germany – a meta-analytic review. European Eating Disorders Review 20:
1-8.
·
Berger
U, Sowa M, Bormann B, Brix C, Strauss B (2008) Primary prevention of eating
disorders: characteristics of effective programmes and how to bring them to
broader dissemination. European Eating
Disorders Review 16: 173-183.
·
Forney
K, Holland L, Keel P (2012) Influence of peer context on the relationship
between body dissatisfaction and eating pathology in women and men. International Journal of Eating Disorders
45: 982-989.
·
Franko
D, Orosan-Weine P (1998) The prevention of eating disorders: empirical,
methodological, and conceptual considerations. American Psychological Association D12: 459-477.
·
Gonzalez
M, Penelo E, Gutierrez T, Raich R (2011) Disordered eating prevention programme
in schools: a 30-month follow-up. European
Eating Disorders Review 19: 349-356.
·
Haines
J, Neumark-Sztainer D (2006) Prevention of obesity and eating disorders: a
consideration of shared risk factors. Health
Education Research 21: 770-782.
·
Noordenbos
G, Vandereycken W (2006) Preventie van eetstoornissen. Een gewichtig probleem. Mechelen: Kluwer.
·
Noordenbos
G (2011) Preventie van eetstoornissen in Nederland: een reactie. Psychopraktijk 3: 3334.
·
Pearson
J, Goldklang D, Striegel-Moore R (2002) Prevention of eating disorders:
Challenges and opportunities. International Journal of Eating Disorders 31:233–239.
·
Scime
M, Cook-Cottone C (2008) Primary prevention of eating disorders: a
constructivist integration of mind and body strategies. International Journal of Eating Disorders 41: 134-142.
·
Shaw
H, Stice E, Becker C (2009) Preventing Eating Disorders. Child Adolesc
Psychiatrc Clin N Am. 18(1): 199-207. Link: Child Adolesc Psychiatr Clin N Am. 2009
January; 18(1): 199–207.
·
Stice
E & Shaw H (2004) Eating disorder prevention programs: a meta-analytic
review. Psychological Bulletin 130:
206-227.
·
Varnado-Sullivan
P, Horton R (2006) Acceptability of programs for the prevention of eating
disorders. Journal of clinical psychology,
62: 687-703.
·
White
J (2000) The prevention of eating disorders: a review of the research on risk
factors with implications for practice. Journal
of Child and Adolescent Psychiatric Nursing 13:76-88.
Abonneren op:
Posts (Atom)